Delend lidwoord | Havo, vwo 2

Grammaire




Nieuw onderwerp:
Het delend lidwoord.

Een woord die in het Nederlands.. niet bestaat?!

Log in op LessonUp.app


1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Grammaire




Nieuw onderwerp:
Het delend lidwoord.

Een woord die in het Nederlands.. niet bestaat?!

Log in op LessonUp.app


Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Het delend lidwoord

Hij bestaat niet in het Nederlands!

Nederlands: geen lidwoord voor het zelfstandig naamwoord..?
Dan in het  Frans: delend lidwoord.


Bijvoorbeeld; Ik eet chocola

Je mange du chocolat.

Slide 3 - Diapositive

Wanneer?
Het delend lidwoord gebruik je in het Frans als er in het Nederlands geen lidwoord staat voor het zelfstandig naamwoord.

Hij koopt appels - geen lidwoord voor "appels" in de Nederlandse zin.

In een Franse zin gebruik je dan wel een lidwoord of delend lidwoord; DES pommes

Slide 4 - Diapositive

Vormen van het delend lidwoord
Du = mannelijke woorden: du coca
De la = vrouwelijke woorden: de la limonade

De l' = bij klinker of h: de l'eau
Des = meervoud: des pommes

Slide 5 - Diapositive

Het delend lidwoord



         J'ai pris du jambon               -               Ik heb ham genomen
Tu veux de la salade           -                           Wil je sla? 

Wel een getal? Of een ontkenning? Dan geldt dit niet!
Als er in het Nederlands geen lidwoord of geen getal voor het zelfstandig naamwoord staat, komt er in het Frans een delend lidwoord (du/de la/de l' of des) voor het znw. 

Slide 6 - Diapositive



'Wil je kip?'

A
Tu veux du poulet ?
B
Tu veux des poulet ?
C
Tu veux de la poulet ?
D
Tu veux de l'poulet ?

Slide 7 - Quiz



'Heb je jam gegeten?'
Kies het juiste antwoord.
A
Tu as mangé de la confiture ?
B
Tu as mangé la confiture ?

Slide 8 - Quiz


'Ik wil drie hamburgers.'
Kies de juiste vertaling.
A
Je veux trois des hamburgers
B
Je veux trois hamburgers.

Slide 9 - Quiz



'Ik ontbijt met kaas.'
Kies de juiste vertaling.
A
Je déjeune avec du fromage.
B
Je déjeune avec le fromage.

Slide 10 - Quiz

DE L'
DES
DE
DES
Je mange ........... fruits.
Tu donnes ......... cadeaux.
Il achète 3 kilos ...... pommes
Il boit ...... eau

Slide 11 - Question de remorquage



'Er is geen olie meer.'
Kies de juiste vertaling. (ontkenning en delend lidwoord)
A
Il n'y a plus d'huile.
B
Il n'y a plus de l'huile.

Slide 12 - Quiz



'Ik wil een kilo appels'
Kies de juiste vertaling.
A
Je veux un kilo des pommes.
B
Je veux un kilo de pommes.

Slide 13 - Quiz



Na getallen gebruik je geen delend lidwoord.

A
Je veux un kilo des pommes.
B
Je veux un kilo de pommes.

Slide 14 - Quiz

Sleep de delend lidwoorden naar de juiste zinnen.
Je mange ... croissants.
Elle boit ... eau minérale.
Ils achètent ... pain.
Elle n'a pas ... chips.
On a peu ... argent
du
d'
de
des
de l'

Slide 15 - Question de remorquage


Gelukt om het te begrijpen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Sondage

Nu maken
Maak van opdracht 30:
A, C, D en E. 

Je vindt de opdracht op blz. 114 en 115. 

Klaar: laat zien!
timer
15:00

Slide 17 - Diapositive