- 0-meting R+L staat op dashboard (click SWEPVO) DO IT.
- Je 0-meting resultaat laat zien wat je mag overslaan op de leerroute voor reading & listening. Open for the last time!
- Je leerroute maak je zelf buiten de lessen om.
- Tijdens de lessen maken we grammatica opdrachten. - De test yourself+ assessments maak je zelf/ plan je bij mij in. - Tijdens de les is er ruimte voor vragen .
Slide 5 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Water boils at 100 degrees.
A
Present perfect
B
Present continuous
C
Present simple
D
Past simple
Slide 6 - Quiz
Hele werkwoord/ SHIT; ww+s
I am doing the dishes.
A
Present simple
B
Present continuous
C
Present perfect
D
Past simple
Slide 7 - Quiz
Something is happening right now. (action)
Present simple:
A
I am walking to school.
B
They walked to school.
C
We have walked to school.
D
He walks to school.
Slide 8 - Quiz
Present simple:
Rule Example
Je gebruikt de tegenwoordige tijd (present simple)
als je het over het volgende hebt:
• feiten Water boils at 100 degrees.
• gewoontes I usually get up at 6.30.
• toekomst als je een rooster/tijdschema/programma hebt ;The train leaves at 7.30.
• levendig beschrijving/dramatisch effect;
In 1099 William conquers England
Altijd hele werkwoord behalve SHIT: +S
I walk -> He walks
Present continuous:
A
We are eating lunch at the cafeteria.
B
They have eaten lunch at the cafeteria before.
C
She ate lunch at the cafeteria.
D
He has eaten lunch at the cafeteria.
Slide 9 - Quiz
Present continuous
1. aan te geven dat iets NU aan de gang is. Signaalwoorden zijn o.a: "now, at the moment, listen..." enz.
2. aan te geven dat je iets van plan bent. Meestal staat er bij wanneer je in de toekomst dat van plan bent.
3. irritatie aan te geven
Maak de present continuous door: vorm van 'to be' (am/is/are) + ww+ ing
Susanne is singing right now
I wrote a letter yesterday.
A
past perfect
B
present perfect
C
past simple
D
present continuous
Slide 10 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Yesterday, he walked to school.
exercise 8+9+10+11+12
Slide 11 - Diapositive
Je gebruikt de verleden tijd (past simple) als je het over het volgende hebt:
• iets plaats vond in het verleden op een specifieke tijd
• wanneer een vraagzin begint met When
• wanneer de inhoud van de zin een duidelijke verleden aantoont
Vaak staat er ook een indicatie van tijd in de zin zoals, yesterday, ago, last etc.
Regelmatige werkwoorden (regular verbs): werkwoord + ed
Werkwoorden die eindigen op een -e krijgen alleen de -d er nog achter.
Werkwoorden die eindigen op een -c veranderen in -ck +ed.
+Let op! Als het ww eindigt op een medeklinker +y dan veranderd de -y in -ied.
Voorbeeld: study. De ‘d’ is een medeklinker dus: study-y=stud +ied.
Het wordt dus: Yesterday, I studied English.
Bij een aantal korte ww van 1 letergreep met een korte klinker ( a e i o u) zoals stop and grab wordt de medeklinker verdubbeld
+Als het woord eindigt op een -y met daarvoor een klinker: stay, kan er gewoon -ed achter;
► Present perfect: Je gebruikt de present perfect als de zin iets over het verleden zegt en ook nu nog bezig is of nu nog invloed heeft. ... --> present perfect --> Het is gebeurd (voltooid) en heeft ook nu nog invloed.
► Present perfect: I have helped, she has worked
In het Nederlands gebruik je vaak een vorm van hebben + een voltooid deelwoord. Die vorm gebruik je als je praat of schrijft over iets wat al is gebeurd:
Ik heb meegeholpen bij dat feestje.
Gertjan heeft zijn kamer opgeruimd .
In het Engels kan dat ook. Je gebruikt dan de present perfect.
De present perfect bestaat uit have + een voltooid deelwoord.
Het voltooid deelwoord maak je meestal met het hele werkwoord + ed .
OF 3e rijtje irregular verbs.
present simple; (hele werkwoord/ SHIT +s/ es, past simple (ww+ed of onregelmatig) of present continuous ?(iets is nu aan het gebeuren; vorm van 'to be'+ ww +-ing)
Als je niet zeker weet wanneer je welke moet gebruiken:
Vraag jezelf af:
1. Is het op dit moment aan de gang?
Ja: present perfect. Nee: zie vraag 2.
2. Gaat het over ervaringen tot nu toe?
Ja: present perfect. Nee: zie vraag 3.
3. Is het resultaat van de actie nu merkbaar?
Ja: present perfect. Nee: past (verleden tijd +ed of onregelmatig ww in verleden tijd.) / present simple (SHIT +s)
I will help you with your homework.
ex. 18-21
Slide 14 - Diapositive
Als je wilt zeggen dat iets nog gaat gebeuren, gebruik je de toekomende tijd.
Er zijn twee manieren om dat te doen: met will (Er is geen bewijs voor) of met am / is / are going to . (Hier is wel bewijs voor; iets staat vast te gebeuren)
► Will: I will help, you will talk, she will work -> Voorspelling waar je geen bewijs voor hebt. > We are going to France, we have arranged our stay.
Can you tell the difference?
Can I help you?
It may go wrong.
Could I offer you a drink?
May I ask you a question?
You should go home.
She must stop now
Slide 15 - Diapositive
mogen , kunnen en moeten . Dit noemen we hulpwerkwoorden . In het Engels heb je ook hulpwerkwoorden.
Een hulpwerkwoord gebruik je samen met een ander werkwoord, het hoofdwerkwoord.
De vorm van hulpwerkwoorden is altijd hetzelfde (dus geen –s bij he / she / it ).
Mogen: can/could may Kunnen: can/ may/ could Moeten: must/ have to.
Next time: March 31st
- DIY: Taalblokken 08: Are you serious? - Together: - If you have any topics/ language / culture-related topics you would like me to explain or discuss in the group, please send the topic to me before the next session so we can look at it together! :D