2-10-2024 het bezittelijk voornaamwoord

DEUTSCH
 Willkommen im Deutschunterricht     
- Handy  in der Tasche
- Kauwgummi  ausspucken
- Bücher auf dem Tisch
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

DEUTSCH
 Willkommen im Deutschunterricht     
- Handy  in der Tasche
- Kauwgummi  ausspucken
- Bücher auf dem Tisch

Slide 1 - Diapositive

die Lernziele

- je kunt de voorzetsels am, im, um juist invullen.

- je kent de dagen van de week, maanden, jaargetijden, dagdelen. 

- je kent de bezittelijke voornaamwoorden in het Duits. 

- je kunt het bezittelijk voornaamwoord in de 1e, 3e en 4e naamval toepassen. 













Slide 2 - Diapositive

der Unterrichtsplan

Boek Na Klar:
Kapitel 2 Lektion 1 Gram. A dagen/dagdelen, maanden en seizoenen. (Handbuch 24B t/m E)
Opg. 8 en 9  kontrollieren

Uitleg: het bezittelijk voornaamwoord in de 1e, 3e en 4e naamval. 

Kap. 4 Lektion 3 Opgave 11 t/m 13 maken.
Let op: Opg. 13 zin: 1, 9, 11 en 12 niet. 
















 



 





Slide 3 - Diapositive

Sleep naar het goede vak!
- dagdelen, dag van de week, datum
- seizoen, maand
- tijdsduur
- tijdstip
am
im
von...
...bis
um

Slide 4 - Question de remorquage

Ich habe ___ Sommer Geburtstag.
A
um
B
am
C
op
D
im

Slide 5 - Quiz

Peter hat ___ 5 ___ 6 Uhr Training.

Slide 6 - Question ouverte

___ Januar gehen wir eislaufen.
A
Auf
B
Im
C
Um
D
In

Slide 7 - Quiz

Wann geht die Eule auf die Jagd?
A
am Nacht
B
auf der Nacht
C
in der Nacht
D
auf der Nacht

Slide 8 - Quiz

Welches Wort benutzt man für die Uhrzeiten (tijdstip)?
A
am
B
im
C
um
D
von...bis...

Slide 9 - Quiz

Wann kommst du mich besuchen?
A
Auf 1. Februar
B
Im 1. Februar
C
Um 1. Februar
D
Am 1. Februar

Slide 10 - Quiz

___ Sonntag gehe ich in ein Konzert.
A
Um
B
Am
C
Im
D
Auf

Slide 11 - Quiz

Wir fahren ___ 3 Uhr in den Urlaub.
A
um
B
im
C
am
D
von...bis...

Slide 12 - Quiz

Welches Wort benutzt man bei den Jahreszeiten (seizoenen)?
A
am
B
im
C
um
D
von...bis...

Slide 13 - Quiz

                          Zeitangaben
im
seizoen
maand
im Winter
im Februar
um
tijdstip
um 3 Uhr
am
dagdelen (aber: in der Nacht)
dag van de week
datum
am Nachmittag
am Mittwoch
am 1. Januar 2024
von...bis...
tijdsduur
von 3 bis 4 Uhr 
Nog even alles op een rijtje....
En nu oefenen....

Slide 14 - Diapositive

Der Gruppe & Ein Gruppe

Slide 15 - Diapositive

Naamvallen 1e, 3e, 4e
1e naamval                Onderwerp
                         3e naamval                Meewerkend voorwerp
                        4e naamval                Lijdend voorwerp           

Slide 16 - Diapositive

Der Junge (m) gibt d.. Mädchen (o) ein.. Kuss (m)
A
das, einem
B
dem, einen
C
das, ein
D
dem, einem

Slide 17 - Quiz

Er kauft ein.. interessantes Buch (o)
A
eines
B
einem
C
ein
D
eins

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Diapositive

Mein Vater (m) gibt unser.. Lehrer (m) ein.. Hand (v)
A
unserem, eine
B
unserem, einer
C
unseren, einer
D
unser, eine

Slide 20 - Quiz

De bezittelijke voornaamwoorden horen bij de EIN Gruppe!

Slide 21 - Diapositive

D.. Eltern (mv) schenken ihr.. Sohn (m) Geld
A
die, ihren
B
der, ihren
C
der, ihr
D
die, ihrem

Slide 22 - Quiz

Der Mann schickt sein.. Frau (v) ein.. Karte (v)
A
seinem, ein
B
seiner, einer
C
seiner, eine
D
seinen, einer

Slide 23 - Quiz

Mark kann sein.. Kugelschreiber (m) nicht finden
A
sein
B
seinen
C
seinem
D
seiner

Slide 24 - Quiz

Mein.. Hund (m) hat unser.. Sofa (o) beschädigt
A
meinen, unserem
B
mein, unser
C
meiner, unseren
D
meinem, unser

Slide 25 - Quiz

Macht jetzt: Het bezittelijk voornaamwoord
Kapitel 4 Lektion 3
Opg. 11 t/m 13.

Let op: Opg. 13 zin: 1, 9, 11 en 12 niet. 

Slide 26 - Diapositive

Hausaufgaben: Het bezittelijk voornaamwoord
         Kapitel 4 Lektion 3  Opg. 11 t/m 13.

               Let op: Opg. 13 zin: 1, 9, 11 en 12 niet. 


Leren: Leer de bezittelijke voornaamwoorden. Zie aantekening of handboek blz. 32. 






Slide 27 - Diapositive