2.3 Celmembranen en transport deel 1

H2: Cel en leven
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 21 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

H2: Cel en leven

Slide 1 - Diapositive

2.3 Celmembranen en transport
  • Je kunt uitleggen wat de biologische functie is van het celmembraan
  • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen actief en passief transport
  • Je kunt verklaren wat er met een cel gebeurt wanneer de osmotische waarde van de omgeving verandert.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Celmembraan

Slide 4 - Diapositive

Fosfolipiden: hydrofiele kop (water aantrekkend) en een hydrofobe staart (waterafstotend). Cholesterol: stevigheid

Slide 5 - Diapositive

Diffusie

Slide 6 - Diapositive

Diffusie

Slide 7 - Diapositive

Gefaciliteerd transport
(eiwitkanalen)

Ionen
Water (deels)
Glucose
Eiwitten
Actief transport
(eiwitkanalen)


Moleculen tegen het concentratieverval in transporteren

Passief transport (diffusie)

O2
CO2
Water (deels)
Testosteron (vetachtig)

Slide 8 - Diapositive

Actief en passief transport

Slide 9 - Diapositive

Endocytose
Endocytose= actief transport

Grote (vetachtige) stoffen 
binden aan receptoreiwitten.
Celmembraan stulpt naar binnen en er ontstaan blaasjes in de cel.


Slide 10 - Diapositive

Endocytose

Slide 11 - Diapositive

Osmose
Diffusie = moleculen verdelen zich gelijkmatig over de vloeistof

Osmose = diffusie via een semipermeabel membraan
(De opgeloste stoffen blijven op hun plek; water verplaatst zich via het membraan)

Slide 12 - Diapositive

Osmose (waterverplaatsing)

Slide 13 - Diapositive

Osmose (waterverplaatsing)

Slide 14 - Diapositive

Osmose en de cel

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

2.3 Celmembranen en transport
  • Je kunt uitleggen wat de biologische functie is van het celmembraan
  • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen actief en passief transport
  • Je kunt verklaren wat er met een cel gebeurt wanneer de osmotische waarde van de omgeving verandert.

Slide 18 - Diapositive

Aan de slag

Slide 19 - Diapositive

Par 2.2 opdracht 27
Beschrijf de vorming van melkeiwitten. Gebruik de volgende begrippen: aminozuren, celmembraan, melkeiwitten, melkklier, ribosomen, DNA, golgisysteem, blaasjes golgisysteem, ER.

Slide 20 - Diapositive

Par 2.2 opdracht 27
In de cellen van de melkklier wordt de genetische code voor de vorming van melkeiwitten afgelezen van het DNA. De ribosomen maken met behulp van deze code en de aanwezige aminozuren de melkeiwitten. Deze eiwitten worden getransporteerd van het ER naar het golgisysteem. Via blaasjes van het golgisysteem worden de melkeiwitten buiten de cel gebracht en afgegeven aan de kanaaltjes van de melkklier.

Slide 21 - Diapositive