Thema 9 Paragraaf 4 De hersenen

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 4

Thema 9 Paragraaf 4 De hersenen

Nakijken

Opdracht 1 t/m 3 in je boek (BLZ 114-115)

en

Opdracht 5 t/m 7 in je schrift

(BLZ 116-118)

Hoe heet de verdikking waarin de cellichamen van gevoelszenuwcellen bij elkaar liggen?

In de afbeelding zijn enkele borstwervels en een deel van het ruggenmerg met zenuwen schematisch getekend. Enkele delen zijn met een letter aangegeven.

Wat is de functie van deel P?

1. Beschermen en stevigheid geven.
2. Impulsen geleiden.
3. Prikkels opvangen.
4. Schokken opvangen.

In de afbeelding is het ruggenmerg met zenuwen schematisch getekend.

Geeft D de buikzijde of de rugzijde aan?

1. Buikzijde.
2. Rugzijde.

Leerdoelen

9.4.1 Je kunt de delen van de hersenen noemen met hun functies en kenmerken.

9.4.2 Je kunt de invloed van medicijnen, alcohol en drugs op het zenuwstelsel beschrijven en de risico’s van het gebruik van verslavende middelen noemen.

Zijaanzicht

Onderaanzicht

Hersenstam

De hersenstam geleidt impulsen:

• van het ruggenmerg naar de grote en de kleine hersenen, en omgekeerd

• die afkomstig zijn van zintuigen in het hoofd en de hals naar de grote en de kleine hersenen

• die afkomstig zijn van de grote en de kleine hersenen naar de spieren en klieren in het hoofd en de hals

Hersenstam

Daarnaast regelt de hersenstam belangrijke processen in het lichaam, zoals de lichaamstemperatuur, de hartslag, de ademhaling en de bloeddruk.

Grote hersenen hebben 2 helften.

doorsnede

Grote hersenen

Verwerking van impulsen worden in de grote hersenen verwerkt.

De plaats waar impulsen in de grote hersenen worden verwerkt, bepaalt welke waarneming je doet.

In de hersenschors liggen cellichamen van schakelcellen in groepen bij elkaar: de hersencentra

Kleine hersenen

In de kleine hersenen worden alle bewegingen van je lichaam op elkaar afgestemd. 

Dit heet het coördineren van bewegingen.

Invloed 

Medicijnen, drugs, tabak en alcohol zijn stoffen die de werking van het zenuwstelsel beïnvloeden. 

Deze stoffen kunnen het doorgeven van impulsen remmen of juist stimuleren (bevorderen).

Huiswerk

Opdracht 1 t/m 3 in je boek (BLZ 129)

en

Opdracht 5 t/m 9 in je schrift

(BLZ 132-134)