Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Socrates (470 -399 vC)
Slide 1 - Diapositive
Leerdoelen
1. Je weet wat het begrip filosofie betekent.
2. Je kunt uitleggen wie Socrates was en wanneer hij leefde en hoe hij aan zijn einde kwam.
3. Je kunt de werkwijze van Socrates uitleggen aan een ander.
4. Je weet wat sofisten zijn.
5. Je bent instaat aan te geven wat je van deze filosofie vindt.
Slide 2 - Diapositive
Wat is Filosofie?
Slide 3 - Carte mentale
Filo = Liefhebber
Sofie = Kennis
Wat is Filosofie?
Filosofie begint met nieuwsgierigheid.
Nieuwsgierigheid leidt tot vragen.
Slide 4 - Diapositive
Drie bekendste filosofen:
Slide 5 - Diapositive
Filosoof van de ethiek (menselijk gedrag)
Niets opgeschreven. (Plato)
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Vidéo
Als je weet dat iets goed is, dan zal je het ook doen.
Gebrek aan informatie zorgt ervoor dat mensen niet goed handelen.
Belang van goed onderwijs en opvoeding.
Uitgangspunt
Slide 8 - Diapositive
Sofisten
Rondtrekkende leraren in de retorica.
Brachten ethiek (gedrag) en politiek in het middelpunt van het filosofische debat.
Het ging niet om waarheid maar om hoe welbespraakt iemand was.
Relativisme.
Slide 9 - Diapositive
Protagoras
Beroemde uitspraak van Protagoras:
"Van de goden weet ik niets: niet dat ze bestaan en evenmin dat ze niet bestaan"
"De mens is maat van alle dingen.
"Over elke zaak bestaan er twee opvattingen, die tegenover elkaar staan"
Meest bekende sofist.
We weten niet veel van hem, wel dat hij optimist was, geloofde in het menselijke kunnen maar uiteindelijk - net als Socrates - werd beschuldigd van goddeloosheid en ter dood veroordeeld.
Slide 10 - Diapositive
Beinvloed door sofisten.
1. Het belang van het gesproken woord.
2. Richt zich op menselijk gedrag.
Slide 11 - Diapositive
Socrates was niet alleen leraar. Hij vocht een aantal keren in het leger van Athene tegen Sparta. (Peloponnesische oorlog 431-404 v.Chr.).
1
Socrates bemoeide zich met politieke aangelegenheden, hoewel hij geen officiële functies bekleedde.
4
Tijdens zijn leven ontwikkelde de democratie zich steeds verder in Athene. Burgers konden voortaan het volk toespreken en kregen een stem in de volksvergaderingen. Daardoor moesten zij in staat zijn om wetten te kunnen lezen en te kunnen spreken in het openbaar. Dit zorgde ervoor dat de sofisten naar de stad kwamen.
3
Peloponnesische oorlog, is de oorlog tussen Athene en Sparta en hun wederzijdse bondgenoten van 431 tot 404 vC. De hoofdoorzaak van de oorlog was de achterdocht en de angst van Sparta tegenover de groeiende macht van Athene.
2
Slide 12 - Diapositive
G
S
P
A
A
T
O
R
R
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
A
B
Slide 13 - Question de remorquage
Wat zou de kritiek van Socrates zijn geweest op het sofisme?
Slide 14 - Question ouverte
Hij werd o.a beschuldigd dat hij teveel partij koos voor de aristocraten en te weinig oog had voor de democraten.
1
De democratie werd na een lange strijd radicaal doorgevoerd in Athene waarmee Socrates’ lot werd bezegeld.
2
Hij wordt met een meerderheid van stemmen veroordeeld tot het drinken van de gifbeker.
3
Wat zijn aristocraten?
Slide 15 - Diapositive
Socratisch debat
Hij stelde vragen aan iedereen die hij tegen kwam,
zodat men ging nadenken over hun eigen Ideeën.
Socrates gaf zelf geen antwoorden.
Voorbeeld vragen.
Wat is wijsheid?
Wat is het goede?
Is deugd aan te leren?
Is het beter om bewust of onbewust verkeerd te handelen?
Mag men kwaad met kwaad vergelden?
Conclusie kwam: "Ik weet dat ik niets weet".
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Vidéo
02:36
Wat betekent demagogie?
A
stadstaat
B
bestuurssysteem
C
dictatuur
D
volksmisleiding
Slide 18 - Quiz
03:50
Wanneer zou democratie wel een goed systeem zijn volgens Socrates?
A
Als men luistert naar wat politici zeggen.
B
Als men aandacht gaat schenken aan de sofisten.
C
Als men onderwijs krijgt over politiek.
D
Als men geen dictatuur meer wil.
Slide 19 - Quiz
Socrates vond dat mensen op basis van hun intelligentie stemrecht zouden moeten hebben en niet op basis van geboorterecht.
Mee eens/ Niet mee eens. (Uitleg)
Slide 20 - Question ouverte
Hoe is Socrates aan zijn einde gekomen?
A
Hij heeft zich zelf opgehangen
B
Voor het vuurpeloton gezet
C
Hij dronk de gifbeker
D
Iemand heeft hem een vergiftigde appel gegeven
Slide 21 - Quiz
Socrates hield zich vooral bezig met Ethiek.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 22 - Quiz
Leerdoelen
1. Ik weet wat het begrip filosofie betekent.
2. Ik kan uitleggen wie Socrates was en wanneer hij leefde en hoe hij aan zijn einde kwam.
3. Ik kan de werkwijze van Socrates uitleggen aan een ander.
4. Ik weet wat sofisten zijn.
5. Ik ben instaat aan te geven wat ik van deze filosofie vind.
Slide 23 - Diapositive
Oefen met de Socratische methode.
Voer samen met je buurman/ buurvrouw een gesprek volgens de Socratische methode. (2 minuten)