Quiz Criminaliteit

Quiz time!
Quiz time!
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 3

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositive de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Quiz time!
Quiz time!

Slide 1 - Diapositive

In sommige gevallen laat de politie beelden en het gezicht zien van verdachten of daders.
Dit gebeurt bijvoorbeeld in het programma Opsporing verzocht.
A
Om mensen voor deze personen te waarschuwen
B
Als onderdeel van de straf die ze krijgen.
C
Om tips te krijgen over deze verdachten of daders.
D
Omdat veel mensen kijken naar dit soort programma's.

Slide 2 - Quiz

Wat is een goede definitie voor het woord "asociaal'?
A
Voordringen bij de kassa
B
Geen rekeningen houden met anderen.
C
Antwoorden voorzeggen tijdens een toets.
D
De allerhoogste status die je kan krijgen.

Slide 3 - Quiz

Wat is een goede omschrijving van het woord criminaliteit?
A
Alle overtredingen en misdrijven samen.
B
Het is het enkelvoud van het woord crimineel.
C
Alle misdrijven die in de wet staan.
D
Alles wat wij als samenleving niet goed vinden.

Slide 4 - Quiz

Waar of niet waar ?
Overtredingen zijn net zo erg als misdrijven.
Waar
Niet waar

Slide 5 - Question de remorquage

Rijden onder invloed is een....
A
Overtreding
B
Misdrijf
C
Delict
D
Talent

Slide 6 - Quiz


Wat is een "strafblad"?
A
Een document waarin alle straffen beschreven staan
B
Een document waarin alle misdrijven staan
C
Een document met de uitleg over welke straf je kan krijgen.
D
Een document waarin staat waarvoor iemand is veroordeeld door de rechter en welke straf hij heeft gekregen

Slide 7 - Quiz

Vanaf welke leeftijd kun je een strafblad krijgen?
A
11 Jaar
B
12 jaar
C
14 jaar
D
13 jaar

Slide 8 - Quiz

Welke van de onderstaande antwoorden is een overtreding?
A
Zwart rijden
B
Diefstal
C
Mishandeling
D
inbraak

Slide 9 - Quiz

De langste straf die je in Nederland kunt krijgen is levenslang.
NIet waar
Waar

Slide 10 - Question de remorquage

Bureau Halt is vooral  voor mensen die op jonge leeftijd en voor het eerst
met de politie en justitie in aanraking komen. Je krijgt dan een taakstaf.
Waar
Niet waar

Slide 11 - Question de remorquage

Geldboetes krijg je meestal als....
A
de politie het te druk heeft om je mee te nemen naar het bureau. politiebureau
B
het de eerste keer is dat je wordt opgepakt.
C
het om overtreding gaat.
D
je minderjarig bent.

Slide 12 - Quiz

Als je een stafbaar feit pleegt noemen we dat een....
A
Overtreding
B
Delict
C
Dilemma
D
Vonnis

Slide 13 - Quiz


Is criminaliteit een maatschappelijk probleem?
A
Ja, veel mensen hebben er iets mee te maken en er zijn veel meningen over. daarnaast bemoeit de politiek zich ermee.
B
Nee, Alleen voor daders, slachtoffers en de politie.
C
Ja, omdat het in elke samenleving voorkomt.
D
Nee, Er zijn veel belangrijkere problemen zoals armoede en milieuvervuiling.

Slide 14 - Quiz

Is fraude een vorm van criminaliteit?
Ja
Nee

Slide 15 - Question de remorquage

Mogelijke redenen waarom mensen crimineel worden:
A
de loterij winnen en een moeilijke opvoeding
B
een erfenis krijgen en door groepsdruk
C
hard werken en alcohol & drugs gebruiken
D
slechte opvoeding en spijbelen & schooluitval

Slide 16 - Quiz

Stel: Je bent overvallen en je durft niet goed meer alleen over straat te gaan. Dat is een voorbeeld van:
A
materiële schade.
B
asociaal gedrag.
C
veelvoorkomende criminaliteit.
D
niet-materiële schade.

Slide 17 - Quiz

Zijn deze uitspraken juist of onjuist?
1. Het stelen van beeldschermen uit een ICT-lokaal van een school is internetcriminaliteit.
2. Iemand in een e-mail vragen om zijn pincode te geven, is een vorm van internetcriminaliteit.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn juist
D
1 en 2 zijn onjuist

Slide 18 - Quiz


De 30-jarige Bert is een echte ‘draaideurcrimineel’. Na de zoveelste winkeldiefstal komt hij bij de officier van justitie en die zegt: “Bert, ik heb het proces-verbaal goed doorgelezen en mijn besluit staat vast: ik ga je zaak vervolgen.”
=>Dit betekent dat Bert:....

A
de officier een boete moet betalen.
B
naar huis mag.
C
naar de rechtbank moet.
D
naar Halt gestuurd wordt.

Slide 19 - Quiz

Als je …………………, krijg je geen strafblad.
-Welke woorden zijn weggelaten?

A
geweld gebruikt.
B
een inbraak pleegt.
C
een misdrijf begaat.
D
een overtreding begaat.

Slide 20 - Quiz

Als je kijkt naar de persoonlijke kenmerken van mensen die criminaliteit plegen, dan komt criminaliteit vaker voor bij:....
A
vrouwen tussen de 18 en 21 jaar.
B
schooluitvallers.
C
bejaarden.
D
jongeren met een bijbaantje.

Slide 21 - Quiz

Soms overtreedt iemand de wet, maar vindt de rechter dat geen strafbaar feit. Bijvoorbeeld als iemand:
A
na een belediging een ander slaat.
B
voedsel steelt voor zijn hongerige gezin.
C
door anderen opgejut werd om aan een misdrijf mee te doen.
D
een inbreker met een paar flinke tikken zijn huis uit jaagt.

Slide 22 - Quiz

Je bent schuldig aan een misdrijf als:
A
de politie je oppakt.
B
je voor de rechter moet verschijnen.
C
de officier van justitie een zaak seponeert.
D
rechter je een straf geeft.

Slide 23 - Quiz

Welke risicofactor hoort bij de omschrijving?
Hieronder lees je een aantal omschrijvingen van risicofactoren. Hoe wordt dat genoemd? Kijk nog eens naar de uitleg als je deze opdracht moeilijk vindt.
Beschrijving
Risicofactor
Je bent zo in de war dat je niet meer weet waarom je een strafbaar feit hebt gepleegd.
Je gaat regelmatig niet naar school en hebt weinig te doen.
Je beste vriendin zegt dat je een sjaal mag stelen.
Je bent verslaafd aan alcohol en steelt een fles drank uit de supermarkt.
Je vader is snel boos op andere mensen. Als je uit gaat schop je regelmatig mensen in elkaar.
Psychische (gedrags)problemen
Schooluitval of spijbelen
Groepsdruk
Alcohol of drugs
Slechte opvoeding

Slide 24 - Question de remorquage

Om welke risicofactor gaat het?
De ouders van Pieter zijn gescheiden en naar Pieter wordt niet meer omgekeken. Hij kan doen en laten wat hij wil. Uit verveling heeft Pieter een handeltje in gestolen spullen.
A
Een slechte opvoeding
B
Drank en/of drugsgebruik
C
Psychologische of gedragsproblemen
D
Schooluitval

Slide 25 - Quiz

Om welke risicofactor gaat het?
Monica is voor de tiende keer opgepakt voor diefstal, ze vindt het moeilijk om ermee te stoppen. Van de rechter moet ze verplicht hulp gaan zoeken.
A
Een slechte opvoeding
B
Drank en/of drugsgebruik
C
Psychologische of gedragsproblemen
D
Schooluitval

Slide 26 - Quiz

Om welke risicofactor gaat het?
Joris moet van zijn beste vriend een pakketje drugs op een afgesproken plek bezorgen.
A
Psychologische of gedragsproblemen
B
Drank en/of drugsgebruik
C
Een slechte opvoeding
D
Groepsdruk

Slide 27 - Quiz

Om welke risicofactor gaat het?
De moeder van Kimberly houdt zich niet aan de verkeersregels. Kimberly ontvangt sinds ze zelf auto mag rijden, ook regelmatig verkeersboetes thuis.
A
Psychologische of gedragsproblemen
B
Een slechte opvoeding
C
Groepsdruk
D
Drank en/of drugsgebruik

Slide 28 - Quiz

Om welke risicofactor gaat het?
Vincent is verslaafd aan heroïne, om aan geld gaat hij regelmatig zakkenrollen in het centrum.
A
Psychologische of gedragsproblemen
B
Een slechte opvoeding
C
Groepsdruk
D
Drank en/of drugsgebruik

Slide 29 - Quiz

Om welke risicofactor gaat het?
Manuel leerde auto’s stelen van zijn vrienden.
A
Groepsdruk
B
Een slechte opvoeding
C
Psychologische of gedragsproblemen
D
Drank en/of drugsgebruik

Slide 30 - Quiz

3

Slide 31 - Vidéo

00:15
Het stelen van een scooter is een ...
A
overtreding
B
misdrijf

Slide 32 - Quiz

00:39
Hoe groot is kans dat de politie deze jongen te pakken krijgt?
010

Slide 33 - Sondage

01:54
Welke risicofactor zou er denk je voor zorgen dat deze jongen een scooter probeert te stelen.
Slechte opvoeding
Groepsdruk
Alcohol of drugs
Schooluitval of spijbelen
Psychische (gedrags) problemen

Slide 34 - Sondage

Slide 35 - Vidéo