Ned_Gym1_Week4_les2

1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Afspraken
Terugblik
Uitleg zakelijke e-mail
Invulopdracht 

Woordjes C kort bespreken
Zelfstandig aan de slag 
Les afsluiten
Vooruitblik 
Kahoot! woordenschat C



Slide 2 - Diapositive

Materiaal mee: methodeboek, leesboek, schrift en pen (of laptop)

Afwezigheid of te laat noteren in magister 

Individueel en in tweetallen aan de slag

Mobiele telefoon (Kahoot! en LessonUp)

Werkt er iemand thuis?

Slide 3 - Diapositive

Wat hebben we de vorige les gedaan gedaan?
Grammatica, woordjes woordenschat besproken

Hoe ging deze les?

Hoe ging het maken van het huiswerk?
Grammatica
Leesautobiografie
Woordenschat






Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Lesdoel
Formuleren
Je kunt verbindingswoorden en leestekens gebruiken om zinnen correct te begrenzen.

Slide 15 - Diapositive

Inhoud deze week
Grammatica H3 blz. 90 - 91
start, opdr 1, 2, 3 en 4 

Formuleren H1 blz. 32–33 
start, opdr 1, 2 en 3

Spelling H1 blz 34-35
start, opdr 1 en 2

Woordenschat woordjes B en C


Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Lien

Lees de theorie op bladzijde 32
Door naar de titel te kijken, tussenkopjes, plaatjes en de eerste of laatste zin (bij een korte tekst) of de eerste of laatste alinea (bij een lange tekst) kom je achter het onderwerp van de tekst.

Je leest de tekst oriënterend. 

Slide 18 - Diapositive

Wat moet je doen bij opdracht 1, bladzijde 33
Maak de zinnen af, je hoeft NIET alles over te schrijven.

Vannacht heeft Rijkswaterstaat op de snelwegen gestrooid, want door de ijzel waren ze spiegelglad. 

Slide 19 - Diapositive

Wat moet je doen bij opdracht 2 (alleen 1)
Voorbeeld:

a Wie succesvol wil zijn, moet goed zijn best doen.
b Toen we in Zuid-Spanje zaten, scheen de zon elke dag.



Slide 20 - Diapositive

Lesdoel
Spelling
Je kunt hoofdletters, punten en vraagtekens en uitroeptekens gebruiken.
Je kunt komma's gebruiken.

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Lien

Lees de theorie op bladzijde 34
Door naar de titel te kijken, tussenkopjes, plaatjes en de eerste of laatste zin (bij een korte tekst) of de eerste of laatste alinea (bij een lange tekst) kom je achter het onderwerp van de tekst.

Je leest de tekst oriënterend. 

Slide 23 - Diapositive

Schrijf de zinnen juist over (zie blz 35, opdr 1, zin 1)

Slide 24 - Question ouverte

Antwoord
1 Iedere zomer gaat Sofie van der Wulp op vakantie naar de Middellandse Zee.


Slide 25 - Diapositive

Schrijf de zinnen juist over (zie blz 35, opdr 1, zin 2)

Slide 26 - Question ouverte

Antwoord
2 Even denkt Han na over de vraag, terwijl meneer Van Dalen op antwoord wacht.

Slide 27 - Diapositive

Even iets anders....

Slide 28 - Diapositive

Woordjes C
Competent 
Conform
Consistent
Continu
Cruciaal



Slide 29 - Diapositive

Woordjes C
Competent : a) bekwaam b) bevoegd
Voorbeeldzin betekenis a):
Ik heb de allerbeste muziekdocent; ik heb nog nooit iemand gezien die zo competent is.
Voorbeeldzin betekenis b):
De trainer van de profs rommelde maar wat aan; volgens mij is hij niet competent om een training op hoog niveau te geven.

Conform: overeenkomstig, overeenstemmend met
Voorbeeldzin: Wij gedragen ons conform de regels van deze school.

Consistent: vast, samenhangend
Voorbeeldzin: In een consistent betoog zijn de argumenten in een logische volgorde opgenomen.

Continu: voortdurend, onafgebroken
Voorbeeldzin: In bepaalde lessen zijn sommige leerlingen continu met elkaar aan het kletsen.

Cruciaal: beslissend, doorslaggevend
Voorbeeldzin: Toen ik verliefd werd op die bovenbouwleerling, was dat een cruciaal moment in mijn leven.

In de contramine zijn: in verzet, dwars zijn, tegenwerkend
Voorbeeldzin: Op school gedraagt die jongen zich aardig, maar thuis is hij voortdurend in de contramine.

Slide 30 - Diapositive

Woordjes C
Continu: voortdurend, onafgebroken
Voorbeeldzin: In bepaalde lessen zijn sommige leerlingen continu met elkaar aan het kletsen.

Cruciaal: beslissend, doorslaggevend
Voorbeeldzin: Toen ik verliefd werd op die bovenbouwleerling, was dat een cruciaal moment in mijn leven.

In de contramine zijn: in verzet, dwars zijn, tegenwerkend
Voorbeeldzin: Op school gedraagt die jongen zich aardig, maar thuis is hij voortdurend in de contramine.

Slide 31 - Diapositive

Formuleren H1 blz. 32–33
opdr 1 Let op: je mag meerdere keren een verbindingswoord gebruiken.
opdr 2 (alleen vraag 1) 


Spelling H1 blz 34-35
opdr 1 (alleen vraag 1)
opdr 2 (vanaf vraag 3)
opdr 3 helemaal 


Ben je klaar? 
Ga aan de slag met het bedenken van een onderwerp voor je mail. 







Slide 32 - Diapositive

Hoe ging het samen oefenen?
Wat ging goed?
Kan er de volgende keer iets beter?


Slide 33 - Diapositive

Wat gaan we de volgende les doen?
Spelling en formuleren (plus kahoot! letter C)


Wat moet ik volgende week meenemen? 
Methodeboek, leesboek, schrift, pen en je mobiele telefoon (opgeladen).





Slide 34 - Diapositive

Woordenschat woordjes C

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Lien

Slide 38 - Diapositive