Probleem hoofdpersoon: gepest, ziek, dood, dader, geheim,gevangen
bijpersonen: helpen of werken tegen
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Vidéo
Voorbeelden van fictie zijn
A
leesboeken
B
krant
C
strips
D
films
Slide 4 - Quiz
Voorbeelden van non-fictie zijn:
A
toneelstukken
B
kranten
C
autobiografieën
D
schoolboeken
Slide 5 - Quiz
In een verhaal krijg je veel informatie van de hoofdpersoon. Bovenstaande uitspraak is
A
ik heb geen idee
B
waar
C
niet waar
Slide 6 - Quiz
Een bijpersoon speelt een minder belangrijke rol in een verhaal. Bovenstaande uitspraak is
A
waar
B
niet waar
C
ik heb geen idee
Slide 7 - Quiz
Perspectief
Het uitgangspunt van de verteller:
ik-verteller
Je leest het boek/probleem/gebeurtenissen/gevoelens vanuit de ik-figuur die de hoofdpersoon is.
Je leeft mee met de ik-figuur/hoofdpersoon.
Het is herkenbaar, het lijkt of je het verhaal zelf meemaakt.
Slide 8 - Diapositive
Hoe noemen we het dat je kan meeleven en je herkent in de hoofdpersoon van een boek?
A
empathie en sympathie
B
sympathie en identificatie
C
empathie en identificatie
D
sympathie en ethiek
Slide 9 - Quiz
Sfeer
In het boek '54 minuten' van Marieke Nijkamp lees je het verhaal vanuit meerdere hoofdpersonen.
Dit heet een wisselend perspectief.
De sfeer is dreigend, angstig, paniekerig.
Dit 'voel' je in het boek door de plaats waar het verhaal zich afspeelt en de omstandigheden waarin de personen zich bevinden.
Slide 10 - Diapositive
Recensie - 54 minuten
De sfeer is vol paniek, paniek over het feit dat de mensen in de aula opgesloten zitten en niet naar buiten kunnen. Angst over de vraag wie de schutter als volgende zal neerschieten. Iedereen kent hem, maar niemand weet waartoe hij echt in staat is. De sfeer blijft tot op de laatste bladzijde geweldig maar angstaanjagend.
Slide 11 - Diapositive
Live Stream
Bekijk de trailer en let op:
1. Wat is het perspectief?
2.Waar speelt het verhaal zich af?
3. Wat is het probleem van de hoofdpersoon?
4. In hoeveel tijd 'speelt' het verhaal?
Slide 12 - Diapositive
www.facebook.com
Slide 13 - Lien
1. Wat is het perspectief? 2.Waar speelt het verhaal zich af? 3. Wat is het probleem van de hoofdpersoon? 4. In hoeveel tijd 'speelt' het verhaal?
Slide 14 - Question ouverte
10 - minuten lezen
Leesdoel:
Wie is/zijn de hoofdpersonen?
Is er een probleem?
Wie is/zijn de bijpersonen?
Op welke plaats speelt het verhaal?
Wat is de sfeer in het verhaal?
Wat is de tijd? (dag, jaar, week, heden, verleden)
Slide 15 - Diapositive
Sfeer
Met woorden wordt de sfeer besproken door bijv: - Het weer
- De plaats waar het zich afspeelt
- Het tijdstip.
Ook plaatjes in het boek kunnen een bepaalde sfeer oproepen.
Slide 16 - Diapositive
Tijd
Tijd in de geschiedenis, de historische tijd:
Dat weet je uit dingen die je tegenkomt, bijv. bijvoorbeeld in een Middeleeuws verhaal kunnen geen computers voorkomen.
Tijdsvolgorde van het verhaal:
Is het verhaal precies op volgorde verteld ->chronologisch zijn er vooruitblikken -> flash forward, of terugkijkmomenten -> flash back.
Slide 17 - Diapositive
Opdracht
Bekijk het volgende filmpje...
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Vidéo
Opdracht in drietallen
Kies samen één boek en voer net zo'n interview uit met (hoofd)personages als in het filmpje wat je net bekeken hebt.
Houd als richtlijn 5 minuten aan per filmpje
Slide 20 - Diapositive
Extra informatie
Wil je meer weten over: personages of perspectieven