(Compound sentences, making one sentence from two)
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1
Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
samengestelde zinnen
Van twee zinnen één zin maken.
(Compound sentences, making one sentence from two)
Slide 1 - Diapositive
Van twee zinnen kun je één zin maken:
Met een voegwoord (conjunction)er tussen:
en
maar
wat
of
Slide 2 - Diapositive
nog meer voegwoorden:
omdat
als
Slide 3 - Diapositive
Twee zinnen met en, want, maar, of, dus:
Er verandert niets (no changes) aan de volgorde van de zin.
voorbeeld 1: en
De woonkameris groot. De keukenis nieuw.
De woonkameris groot en de keukenis nieuw.
Slide 4 - Diapositive
voorbeeld 2: want
Ik ga niet naar school. Ikheb vakantie.
Ikga niet naar school, want ikheb vakantie.
Slide 5 - Diapositive
voorbeeld 3: maar
Zijhebben geen tuin. Hun huisheeft een klein balkon.
Zijhebben geen tuin, maar hun huisheeft een klein balkon.
Slide 6 - Diapositive
voorbeeld 4: of
Ikga naar Duitsland op vakantie. Ikblijf thuis.
Ikga naar Duitsland op vakantie of ikblijf thuis.
Slide 7 - Diapositive
voorbeeld 5: dus
Ik ben ziek. Ikga naar de dokter.
Ikben ziek, dus ikga naar de dokter.
Slide 8 - Diapositive
Excercises
Kopieer de zinnen met het correcte voegwoord.
(before 'en' and 'of' no comma, before the other conjunctions a comma)
Slide 9 - Diapositive
Ik heb mooie nieuwe schoenen. Ik ben heel blij. (en/maar/want/of/dus)
Slide 10 - Question ouverte
De hond blaft. De kat miauwt. (en/maar/want/of/dus)
Slide 11 - Question ouverte
Het regent de hele dag. Ik ga toch op de fiets. (en/maar/want/of/dus)
Slide 12 - Question ouverte
Ik doe een regenjas aan. Het regent hard. (en/maar/want/of/dus)
Slide 13 - Question ouverte
De bus stopt vlakbij school. Ze gaat altijd op de fiets. (en/maar/want/of/dus)
Slide 14 - Question ouverte
Ze gaat op de fiets. Ze neemt de bus. (en/maar/want/of/dus)
Slide 15 - Question ouverte
andere voegwoorden
Bij alle andere voegwoorden verandert de volgorde.
De persoonsvorm (finite verb) gaat naar achteren (to the end).
Voorbeeld 1: omdat
Ikga niet naar school. Ikheb vakantie.
Ikga niet naar school omdat ik vakantie heb.
Slide 16 - Diapositive
voorbeeld 2: als
Ikga naar Italië. Hetis vakantie.
Ikga naar Italië, als het vakantie is.
Slide 17 - Diapositive
Excercises
Kopieer de hele zin met het correcte voegwoord.
Slide 18 - Diapositive
Benjamin wil naar Rotterdam. Zijn familie woont daar. (omdat/als)
Slide 19 - Question ouverte
We halen de bus. We lopen snel. (omdat/als)
Slide 20 - Question ouverte
Mijn broertje gaat naar school. Hij is vier jaar. (omdat/als)
Slide 21 - Question ouverte
Let op!
last three slides could actually be both, the meaning of the sentence changes slightly, but both correct. E.g. We catch the bus because we walk fast. Or We catch the bus, if we walk fast.
But make sure the finite verb is at the end of the sentence.