Hoofdstuk 1 - Organisatie en planning

Hoofdstuk 1
Organisatie en planning
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
LeidinggevenMBOBeroepsopleidingStudiejaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 180 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 1
Organisatie en planning

Slide 1 - Diapositive

De manier waarop een bedrijf is georganiseerd kan erg verschillen. Op elke wijze kunnen bedrijven van elkaar verschillen?

Slide 2 - Question ouverte

Uit welke elementen bestaat meestal een organisatiecultuur?
A
Normen en waarden, rituelen & uitingen
B
Uitingen, bewijsdrang & respect
C
Respect, rituelen & normen en waarden
D
Overtuigingen, respect & bewijsdrang

Slide 3 - Quiz

1.1 Organisatiecultuur
  • Normen en waarden: Norm = een gedragsregel / waarden = opvatting over wat wenselijk gedrag is.

  • Rituelen: bedrijfsactiviteiten die de cultuur van het bedrijf bevestigen en stimuleren (vb. personeelsfeest/borrel)

  • Uitingen: Werkkleding (communicatie van de organisatie naar de buitenwereld) , de manier waarop medewerkers op de hoogte worden gehouden (communicatie intern)

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

  • Familiecultuur
Veel flexibiliteit en vrijheid
Bedrijf is intern gericht



  • Hierachiecultuur
    Stabiel en beheersbaarheid
    Werk wordt gedaan volgens vaste regels en procedures met een duidelijke hierachie in het bedrijf
  • Adhocratiecultuur
    Veel flexibiliteit en vrijheid
    Bedrijf is extern(markt) gericht



  • Marktcultuur
    Gericht op stabiliteit en beheersbaarheid 
    Bedrijf extern (markt) gericht 

Slide 6 - Diapositive

  • Rolcultuur: medewerkers houden zich aan afspraken en regels. Medewerkers zijn minder flexibel en creatief. Veelal zijn dit hierachische organisaties en het is daarbij belangrijk om de regels te volgen (vb. belastingdienst)

  • Taakcultuur: In deze cultuur gaat het om prestaties. Prestaties zijn belangrijker dan regels. Medewerkers worden verantwoordelijk gemaakt voor het realiseren van doelen. (vb. Callcenter)

  • Persooncultuur: Individuele vaardigheden en kwaliteiten medewerker staat centraal. Veel aandacht voor ontwikkeling van medewerkers. Werkzaamheden worden verdeeld op basis van voorkeuren en wensen.

  • Machtscultuur: Gevochten om de topfuncties. Zie je veelal terug bij startende organisaties.

Slide 7 - Diapositive

Welke organisatiecultuur heeft jouw stagebedrijf?

Slide 8 - Question ouverte

1.2 Managementlagen

Als leidinggevende is het belangrijk dat je doelstellingen hebt of stelt voor je team of afdeling. Je doelstellingen bepaal je aan de hand van de strategie en het beleid van het bedrijf. 

Slide 9 - Diapositive

Er zijn drie managementlagen die elk hun eigen taak hebben. Welke 3 zijn dat?

Slide 10 - Question ouverte

Managementniveau
Taken
Tijdpad
Strategisch
Strategie bepalen
Beleid vaststellen
Lange termijn
Drie tot vijf jaar
Tactisch
Strategie vertalen naar de werkvloer
Beleid vertalen naar de werkvloer
Doelstellingen formuleren
Middellange termijn
Eén tot drie jaar
Operationeel
Uitvoeren van beleid
Uitvoeren taken om doelen te halen
Korte termijn
nul tot één jaar

Slide 11 - Diapositive

Op welk managementniveau wordt de werkplanning gemaakt bij jouw stage?

Slide 12 - Question ouverte

1.3 Doelen
Doelstellingen worden vaak te vaag omschreven. Om ervoor te zorgen dat een doelstelling duidelijk is, moet deze aan de SMART eisen voldoen.

Slide 13 - Diapositive

Waar staat de afkorting S-M-A-R-T voor?

Slide 14 - Carte mentale

Slide 15 - Diapositive

Formuleer een SMART doelstelling voor huidig schooljaar

Slide 16 - Question ouverte

1.4 PDCA-cyclus

De PDCA-cyclus is een methode waarmee je activiteiten plant, controleert en bijstuurt als leidinggevende op basis van het beoogde resultaat

Slide 17 - Diapositive

Een afdeling functioneert niet goed. Je maakt nieuwe afspraken met de teamleden. In welke fase van de PDCA-cyclus gebeurt dit?
A
PLAN
B
DO
C
CHECK
D
ACT

Slide 18 - Quiz

1.5 Personeelsplan & 1.6 Personeelsbehoefte 
  • Basisinformatie voor personeelsplan:
De vraag naar werk en het aanbod van werk. 
  • Vanuit de basisinformatie probeer je een ''Fit'' te maken (passend). Oftewel de vraag of aanbod aanpassen als zij niet in balans zijn. 

Slide 19 - Diapositive

Opleiding leidinggeven lijkt komend schooljaar te groeien met 30 studenten. Hoe zou jij een 'Fit' maken in je personeelsplan?
A
Extra docent(en) aannemen
B
De extra 30 studenten weigeren
C
Docenten ontslaan
D
2 van de 3 antwoorden zijn goed

Slide 20 - Quiz

Personeelsbehoefte
De vraag naar personeel in het personeelsplan noem je personeelsbehoefte. 

De behoefte aan personeel bepaal je door te kijken naar de groei of daling van de vraag naar werk.

Slide 21 - Diapositive

1.7 Kengetallen
Om opzoek te gaan naar de balans tussen de kosten en de kwaliteit van je personeelsbezetting gebruik je kengetallen. Hier maak je gebruik van bij het maken van een werkplanning.

Als je bijvoorbeeld alleen maar ervaren medewerkers inplant, dan heb je waarschijnlijk voldoende kwaliteit op de werkvloer. Maar waarscijnlijk maak je dan ook veel kosten. 

Slide 22 - Diapositive

Kengetal Arbeidsproductiviteit:
omzet per fte
  • De omzet per medewerker per tijdseenheid. 
  • 1,0 fte = 1 fulltime medewerker 
  • Je gaat dus uit van de werknemers die op de loonlijst staan. 
    Als je 3 werknemers voor ieder 40% op de loonlijst hebt staan, tellen deze voor 1,2 fte. 3x40 = 120%

Slide 23 - Diapositive

Kengetal Omzet per werkzaam persoon
  • De omzet per werkende op de loonlijst.
  • Het betreft de totale omzet, afgezet tegen het totaal aantal werkzame personen (ongeacht parttime of fulltime werkers).
  • Dit kengetal geeft alleen aan hoeveel medewerkers mee hebben gewerkt aan het binnenhalen van de omzet. 

Slide 24 - Diapositive

Kengetal Omzet per gewerkt uur (OPWU)

  • Belangrijkste kengetal voor het maken en bijsturen van planningen.
  • Hierbij gaat het om werkelijk aantal gewerkte uren.

Slide 25 - Diapositive

1.8 Werkplanning
  • Werkplanning noem je ook wel een personeelsbezettingsplan.
  • Kortetermijnplanning waarin staat welke medewerkers op welk  moment en op welke plek activiteiten moeten uitvoeren

Slide 26 - Diapositive

Juiste keuzes werkplanning
Bijv.
  • Doelstelling 
  • Kwaliteitsniveau medewerkers
  • Budget
  • Tijd

Slide 27 - Diapositive