Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
FOTOSYNTHESE
FOTOSYNTHESE
Slide 1 - Diapositive
Lesdoel
Ik weet dat een plant zijn eigen voedsel kan maken door fotosynthese.
Ik weet dat een plant zuurstof kan maken door fotosynthese.
Je kunt aanpassingen bij planten noemen.
Je kunt aanpassingen bij dieren noemen
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Herhaling: wat is het verschil tussen groei en ontwikkeling.
Slide 4 - Question ouverte
Herhaling: wat is een organisme?
Slide 5 - Question ouverte
De fotosynthese kunnen uitleggen:
welke stoffen bij fotosynthese gebruikt worden.
welke stoffen bij fotosynthese ontstaan.
waar de fotosynthese plaatsvindt.
wanneer fotosynthese plaatsvindt.
Slide 6 - Diapositive
Fotosynthese
Fotosynthese
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Vidéo
Bij fotosynthese wordt door de plant nieuwe zuurstof en glucose gemaakt.
Functie van bladeren: Fotosynthese
Slide 9 - Diapositive
Bladeren met bladgroenkorrels
huidmondjes voor fotosynthese
Slide 10 - Diapositive
fotosynthese
planten maken voedsel doormiddel van fotosynthese.
in alle groene delen van de plant vind dit plaats.
Slide 11 - Diapositive
Fotosynthese
Plant heeft (zon)licht nodig voor fotosynthese
Fotosynthese kan alleen in de bladgroenkorrels
Slide 12 - Diapositive
Wat is ook nodig voor fotosynthese?
voor fotosynthese heeft een plant water, koolstofdioxide en licht nodig
A
lucht
B
warmte
C
licht
D
glucose
Slide 13 - Quiz
Kan Fotosynthese plaatsvinden in het donker?
A
Ja
B
Nee
C
Soms
Slide 14 - Quiz
Belang van fotosynthese
Slide 15 - Diapositive
wat zijn de eindstoffen van fotosynthese?
A
water en glucose
B
glucose en zuurstof
C
water en koolstofdioxide
D
glucose en koolstofdioxide
Slide 16 - Quiz
In een wortel kan fotosynthese plaatsvinden
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quiz
Bij fotosynthese ontstaat er
A
koolstofdioxide
B
glucose
C
zuurstof
D
water
Slide 18 - Quiz
Water
Koolstofdioxide
Zuurstof
Zonlicht
Wind
Glucose
Nodig voor fotosynthese
Ontstaat bij fotosynthese
Slide 19 - Question de remorquage
exit ticket: Waar wordt fotosynthese gedaan?
Slide 20 - Question ouverte
exit ticket: Leg uit hoe fotosynthese werkt! ... + ... + ... => ... + ...
Slide 21 - Question ouverte
Allemaal anders
Dieren en planten moeten zich voeden, verdedigen en voortbewegen. Dat doet ieder dier op zijn eigen manier.
Waterdieren.
Vissen en andere waterdieren hebben aanpassingen waardoor ze goed door het water kunnen bewegen. Ze hebben bijvoorbeeld vinnen. Ook gaat de kop, lijf en staart in elkaar over. Dit heet gestroomlijnd.
Slide 22 - Diapositive
Landplanten
Planten kunnen aanpassingen hebben om uitdroging te voorkomen. In grote, dunne bladeren kan veel fotosynthese plaatsvinden, maar er verdampt ook veel water uit de bladeren.
Planten in warme droge omgeving hebben daarom ook kleine dikke bladeren.
Slide 23 - Diapositive
voeden
Sommige vogels eten zaden. Andere vogels eten insecten. Roofvogels eten kleine dieren. Bij elk type voedsel hoort een ander type snavel.
kegelsnavel: harde zaden stuk bijten
pincetsnavel: handig om harde stukken zaden stuk te bijten.
De haaksnavel is geschikt voor het scheuren van prooidieren.
De priemsnavel daarmee kan de vogel bodemdiertjes diep uit de bodem halen
De zeefsnavel, watervogels kunnen hiermee voedsel uit het water zeven
Slide 24 - Diapositive
Bewegen
De manier van lopen is een aanpassing aan de ondergrond. Op een harde ondergrond zijn dieren die lopen op de toppen van hun poten in het voordeel. Op de zachte ondergrond is het handig om op de hele voet te lopen. Zoolgangers lopen langzamer dan topgangers.
Slide 25 - Diapositive
Hiernaast zie je het pootskelet van een:
A
teengangers
B
zoolgangers
C
topgangers
Slide 26 - Quiz
Is een egel een topganger of een zoolganger?
A
Zoolganger
B
Topganger
Slide 27 - Quiz
Is de giraffe een zoolganger, een teenganger of een topganger?
A
Zoolganger
B
Teenganger
C
Topganger
Slide 28 - Quiz
Is dit dier een zoolganger, teenganger of topganger?
A
Zoolganger
B
Teenganger
C
Topganger
Slide 29 - Quiz
Hoe heet deze snavel?
A
priemsnavel
B
kegelsnavel
C
pincetsnavel
Slide 30 - Quiz
Welke snavel zie je?
A
Kegelsnavel
B
Pincetsnavel
C
Priemsnavel
D
Zeefsnavel
Slide 31 - Quiz
exit ticket: Welke aanpassing kunnen planten doen tegen uitdroging in warme gebieden
Slide 32 - Question ouverte
exit ticket: De poten van dieren zijn aangepast naar de ondergrond. Welke poten hebben dieren die op een grasland lopen.