4M 13.6 Afweer

1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Startopdracht 
Zelfstandig stil
Beantwoord de volgende vragen in je schrift:
  1. Wat is het verschil tussen bloedplasma, weefselvloeistof en lymfe? --> Noem de stoffen die er wel of juist niet in zitten. 
  2. Wat is de taak van de lymfeklieren.

 



Welkom
  1. Loop rustig het lokaal binnen en praat zachtjes
  2. Ga zitten op je stoel
  3. Oortjes doe je uit
  4. Je jas doe je uit
  5. Pak je boek, schrift + pen
timer
8:00

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke stoffen kan weefselvloeistof en lymfe bevatten? 
  • Zuurstof
  • Voedingsstoffen / glucose
  • Hormonen
  • Kleine eiwitten zoals antistoffen
  • Witte bloedcellen 
  • Koolstofdioxide en andere afvalstoffen
  • GEEN rode bloedcellen en grote eiwitten --> WEL in bloedplasma
Alle bovenstaande stoffen kunnen in bloedplasma zitten.

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions



 Wat is de taak van de lymfeklieren? 
 



Antwoord

In de lymfeklieren worden ziekteverwekkers (bacteriën en virussen) onschadelijk gemaakt.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de taak van de lymfeklieren?

Slide 5 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Programma
  • Leerdoelen
  • Video Afweerreactie --> 5 minuten
  • Uitleg basisstof 6 --> Afweer
  • Opdrachten maken
  • Afsluiting --> leerdoelen checken

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De bloedsomloop
13.1 Bloed
13.2 De bloedsomloop en de bloedvaten
13.3 Het hart
13.4 Hart- en vaatziekten
13.5 Weefselvloeistof en lymfe
13.6 Afweer
13.7 Transplantaties en bloedtransfusies

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen 13.6
  • Je kunt beschrijven hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties en op welke manier immuniteit kan ontstaan.
  • Je kunt omschrijven hoe stoffen een allergische reactie kunnen veroorzaken.

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 9 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Lichaamsvreemde stoffen
  • Stoffen die niet in het lichaam thuishoren. 
  • Infectie --> ziekteverwekkers dringen je lichaam binnen
  • Lichaam heeft barrières tegen ziekteverwekkers (bacteriën, virussen, schimmels, dieren--> parasieten)
  • 1. Huid --> talg
  • 2. Slijmvliezen (luchtwegen en darmkanaal, met trilhaartjes)
  • 3. Maagzuur --> zoutzuur
  • 4. Witte bloedcellen

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Infectie
  • Toch besmet? --> infectie
  • De ziekteverwekker is dan ons lichaam binnengedrongen.
  • Afweersysteem / immuunsysteem wordt actief (je krijgt koorts).
  • Witte bloedcellen moeten de
     ziekteverwekkers opsporen 
     en dood maken (afbeelding)

Voorbeeld --> Tuberculose = bacterie in het bloed. Bestrijden met antibiotica (dit werkt alleen tegen bacteriën)

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Antigenen
  • Ziekteverwekker --> meestal een virus of een bacterie
  • Virussen zijn geen levende wezens. Ze bestaan uit DNA met een schil van eiwit.
  • Afweersysteem/ immuunsysteem herkent ziekteverwekkers aan de antigenen op de buitenkant van de cel.
  • Lichaamsvreemde antigenen activeren ons afweersysteem --> witte bloedcellen worden actief --> maken antistoffen
Antigenen zijn voor elk type bacterie of virus anders.

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe herkent je lichaam ziekteverwekkers?
Alle cellen hebben eiwitten op het celmembraan = antigenen

Je lichaam herkent welke antigenen van jou zijn (lichaamseigen) en welke antigenen niet van jou zijn (lichaamsvreemd). 

Slide 13 - Diapositive

Je kunt uitleggen hoe je lichaam de ziekteverwekkers kan herkennen.
Hoe bestrijden witte bloedcellen ziekteverwekkers? 
Twee soorten witte bloedcellen:
Type 1 neemt bacteriën op en verteert ze (ook wel vreetcellen genoemd)

Type 2 - maakt antistoffen die aan de antigenen van de ziekteverwekker blijven plakken zodat hij onschadelijk wordt.

Slide 14 - Diapositive

Je kunt uitleggen welke 2 typen witte bloedcellen er zijn en op welke manier zij ziekteverwekkers bestrijden.
Hoe bestrijden witte bloedcellen ziekteverwekkers? 
  1. Er komen ziekteverwekkers in je lichaam.
  2. De witte bloedcel maakt een antistof (blauw) die precies past bij de antigenen (rood) van de ziekteverwekker.
  3. Deze witte bloedcellen gaan zich snel delen zodat ze samen heel veel antistoffen maken.
  4. De antistof koppelt aan de antigenen van de ziekteverwekker en schakelt hem uit.
  5. het andere type witte bloedcel eet de uitgeschakelde ziekteverwekker op.

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Actieve immuniteit
Je lichaam maakt zelf antistoffen: 
 
1. Door besmetting met een ziekteverwekker.
OF
2. Door vaccinatie met antigenen van de ziekteverwekker.

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Passieve immuniteit
Je krijgt antistoffen binnen:

1. Door een injectie met antistoffen (= serum)
OF
2. Bij baby's via de moeder (tijdens zwangerschap of borstvoeding)

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij actieve immuniteit maakt je lichaam zelf antistoffen en ook geheugen-cellen.

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Immuun
Na een infectie (= actief) maak je geheugencellen tegen de ziekteverwekker.

Word je nog een keer besmet met dezelfde ziekteverwekker, dan herkennen deze geheugencellen de antigenen en gaan ze antistoffen maken voordat je ziek wordt

Slide 20 - Diapositive

Je kunt uitleggen hoe je immuun wordt.

Bijvoorbeeld : 
Waterpokken maar 1x in je leven.
De geheugencellen herkennen de antigenen van de ziekteverwekker en maken snel antistoffen. Je bent immuun.
Kunstmatige immuniteit
  • Met een vaccin worden onschadelijk gemaakte antigenen in het bloed ingebracht
  • Het lichaam gaat antistoffen maken. (en geheugencellen)
  • Als je in aanraking komt met de echte ziekteverwekkers kunnen de witte bloedcellen gelijk nieuwe antistoffen maken.

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Natuurlijke immuniteit
  • Je bent eerder geïnfecteerd door een ziekteverwekker 
  • Je witte bloedcellen hebben daardoor 
     onthouden welke antistof ze moeten maken om
     deze indringer te verslaan. (= geheugencellen)
  • Bij een nieuwe infectie wordt je niet meer 
     ziek omdat er direct antistoffen gemaakt 
     kunnen worden.

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vaccineren
Rijksvaccinatieprogramma: Om kinderen te vaccineren tegen ziektes waar je vroeger dood aan kon gaan / of afwijking. 
Vaccinatiegraad: Mazelen 95% =  95% moet gevaccineerd zijn om te zorgen dat de ziekte zich niet kan verspreiden onder de mensen.



Slide 24 - Diapositive

Corona: 77% volledig gevaccineerd

Slide 25 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Allergische reactie
  • Minder dan 1 op de miljoen kinderen krijgt een allergische reactie op een vaccinatie*
  • Allergie = overgevoelig voor een bepaalde stof.
  • Bijvoorbeeld hooikoorts --> allergie voor stuifmeel

  • Afweersysteem/ Immuunsysteem reageert erop: rode plekken, uitslag, jeuk, branderig gevoel en ontstekingen....

* Ook huisdieren en dieren in de landbouw worden gevaccineerd.

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Anafylactische reactie
  • Heftige allergische reactie. Opzwellen van slijmvliezen en lippen, benauwd.
  • Bloedvaten verwijden en de bloeddruk daalt.
  • Heel gevaarlijk en evt. dodelijk. Daarom hebben deze mensen vaak een EpiPen bij zich.
  • Injectienaald met adrenaline. Om de bloeddruk weer te laten stijgen. 

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Huiswerk

Lezen: 13.6
Maken opdracht 1, 2 en
4 t/m 8





Herhalen en/of extra oefenen

Playlist uitlegvideo's


Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke kleur heeft hier het antigeen?
A
Geel
B
Oranje
C
Blauw

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een antigeen?
A
Een ziekteverwekker
B
Een herkenningseiwit aan buitenkant cel
C
Een gen die cellen doodmaakt
D
Een gen die overal tegen is

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is hier de antistof?
A
Geel
B
Oranje
C
Blauw

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions