proefwerkles

Planning 
  • Herhaling paragraven
  • Opdrachtje
  • Vragen stellen
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare school

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Planning 
  • Herhaling paragraven
  • Opdrachtje
  • Vragen stellen

Slide 1 - Diapositive

Van stad tot wereldrijk
  • Koninkrijk
  • 507 v.C republiek
  • Verovering gebied Middellandse zee 
  • 27 v.C  keizerrijk
  • Sterke legeraanvoerders

Slide 2 - Diapositive

Wat is de juiste volgorde over het
bestuur van het Romeinse Rijk?
A
koninkrijk - keizerrijk - koninkrijk
B
republiek - koninkrijk - keizerrijk
C
koninkrijk - keizerrijk - republiek
D
koninkrijk - republiek - keizerrijk

Slide 3 - Quiz

Op de afbeelding zie je de bijeenkomst van:
A
Het volk
B
Het leger
C
De consuls
D
De senaat

Slide 4 - Quiz

Waarom werd Julius Caesar vermoord?
A
Omdat hij als keizer te machtig werd
B
Omdat hij het leger te veel macht gaf
C
Omdat hij als dictator te machtig werd
D
Omdat hij de senatoren te veel macht gaf

Slide 5 - Quiz

Samenleving en cultuur
  • Verschillen tussen arm en rijk
  • Pax Romana 
  • Multiculturele samenleving, maarrr
  • Romeinse wetten

Slide 6 - Diapositive



De Romeinen leefden in een landbouwstedelijke samenleving. Wat bedoelen we daarmee?
A
De Romeinen leefden van de landbouw en van handel in steden.
B
De Romeinen leefden van de jacht en van de landbouw
C
De Romeinen leefden van de jacht en van de handel in grote steden.
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 7 - Quiz


De Romeinen hadden veel goden. Het waren.....
A
polytheisten
B
monotheïsten
C
atheïsten
D
geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 8 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Alle Romeinse burgers hadden gelijke rechten.
B
Elke Romeinse provincie had zijn eigen munten.
C
In het hele rijk werd dezelfde taal gesproken.
D
Geen van de genoemde zinnen is juist

Slide 9 - Quiz

Opkomst van het christendom
  • Jodendom in Judea 
  • Jezus Christus
  • Ruzie met de Romeinen 3e eeuw n.C
  • Keizer constantijn 313 n.C
  • Staatsgodsdienst 380 n.C

Slide 10 - Diapositive

Maak de zin af:

De Romeinen verboden het christendom, omdat...
A
de Romeinen verdraagzaam waren.
B
christenen niet verdraagzaam waren.
C
christenen de Romeinse goden wilden vereren.
D
christenen geloofden dat hun goden kwaad waren op de Romeinen.

Slide 11 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Romeinen verboden andere godsdiensten.
B
Joden en christenen geloofden in meer goden
C
Het christendom werd de Romeinse staatsgodsdienst 313.
D
Geen van de genoemde zinnen is juist.

Slide 12 - Quiz

Welke zin is juist?

Paragraaf 3.3 gaat over het christendom in het Romeinse rijk: van verboden tot enig toegestane godsdienst. Het verhaal van keizer Constantijn past hier goed bij, want:
A
Constantijn meende dat hij de overwinning aan de christelijke God te danken had.
B
Constantijn versloeg het veel grotere leger van zijn vijand.
C
in 312 streed Constantijn met anderen om de macht in het Romeinse rijk.
D
Geen van de genoemde zinnen is juist.

Slide 13 - Quiz

Romeinen en Germanen
  • Romeinen veroveren Germaanse volkeren
  • Keltische bevolking in opstand, worden vermoord
  • Rijn = Limes 
  • Romanisering
  • Vanaf 3e eeuw n.C winnen de Germanen langzaam
  • Keizer Theodosius splitst het rijk 395 n.C
  • Epidemieën en volkverhuizing 
  • Einde West- Romeinse rijk 476 n.C

Slide 14 - Diapositive

Wat is geen voorbeeld van Romanisering?
A
Een Bataafse militair gelegerd in Noord-Engeland schrijft in het Latijn een brief aan zijn vader.
B
Een Frieze handelaar koopt in Noviomagus potten met Romeins muntgeld om deze ten noorden van de grens weer te verkopen.
C
Een Germaanse vrouw gaat wekelijks naar het badhuis in Mosa Traiectum om een middag te ontspannen.
D
Een Keltische bard (een zanger) zingt liederen over de heldendaden van Keltische helden van vroeger.

Slide 15 - Quiz


Je ziet hier een grafdeksel uit Maastricht uit de vijfde eeuw. Zuid-Nederland werd al in de vierde eeuw christelijk. Friesland pas in de achtste eeuw. Verklaar dat verschil:
A
Friesland hoorde bij het Romeinse Rijk en Maastricht niet.
B
De Friezen waren veel moeilijker te bekeren dan de Limburgers
C
Zuid-Nederland hoorde bij het Romeinse Rijk en Friesland niet.
D
Geen van de genoemde verklaring is juist.

Slide 16 - Quiz

Aan de slag
  • groepen van 4
  • Je krijgt 4 blaadjes. je begint met 1 blaadje en schrijft
  • persoon 1 het onderwerp
  • Persoon 2 : De vraag
  • Persoon 3: Beantwoord de vraag
  • Persoon 4: Beslist of het antwoord goed is
  • samen bespreken of dit klopt en door
timer
20:00

Slide 17 - Diapositive

Nabespreken
  • De vragen en antwoorden kort bespreken
  • Welke vragen vond je moeilijk?
  • Zijn er nog vragen over de stof?
  • Tips om te leren!

Slide 18 - Diapositive