4.4 - Vermogen en energie

Startklaar
Startopdracht
3. Begin met ‘startopdracht’
1. Zitten volgens plattegrond.
2. Boek, schrift, agenda, rekenmachine en pen op tafel.
Pak je aantekeningen van 4.1, 4.2, 4.3 en 4.4 erbij.

Zorg dat je goed weet wat spanning en stroomsterkte zijn, deze twee grootheden heb je vandaag nodig. 

en ja het wordt moeilijk vandaag!🎉
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
ScienceMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Startklaar
Startopdracht
3. Begin met ‘startopdracht’
1. Zitten volgens plattegrond.
2. Boek, schrift, agenda, rekenmachine en pen op tafel.
Pak je aantekeningen van 4.1, 4.2, 4.3 en 4.4 erbij.

Zorg dat je goed weet wat spanning en stroomsterkte zijn, deze twee grootheden heb je vandaag nodig. 

en ja het wordt moeilijk vandaag!🎉

Slide 1 - Diapositive

Planning 2A
woensdag 26 februari: uitleg 4.2
vrijdag 28 februari: uitleg 4.3 en eerste keer Locktronics 
woensdag 5 maart: hele les oefenen met Locktronics
vrijdag 7 maart: oefenen met Locktronics en uitleg 4.4
woensdag 12 maart: practicum toets 
vrijdag 14 maart: paragraaf 4.4 herhalen uitleg en oefenen
woensdag 19 maart: herhalen en oefenen
vrijdag 28 maart: in toetsweek repetitie hoofdstuk 4

Slide 2 - Diapositive

Welke twee lampjes staan parallel aan elkaar?
A
Lampje 1 en 2
B
Lampje 1 en 3
C
Lampje 2 en 3
D
Lampje 1, 2 en 3

Slide 3 - Quiz

Wat voor soort schakeling is dit?
A
Serieschakeling
B
Parallelschakeling
C
Gemengde schakeling

Slide 4 - Quiz

De batterij levert 9 V, hoeveel volt krijgt lampje 1
A
3 V
B
4,5 V
C
6V
D
9 V

Slide 5 - Quiz

Spanning is een grootheid. Wat is de eenheid van spanning?
A
U
B
V
C
u
D
A

Slide 6 - Quiz

Wat voor soort schakeling is dit?
A
Serie
B
Parallel
C
Gemengde schakeling

Slide 7 - Quiz

Waar hoort de stroommeter om de stroom door lampje 1 te meten?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 8 - Quiz

Waar moet je een schakelaar plaatsen als je alleen lampje A aan en uit zou willen zetten met een schakelaar?
A
1 of 6
B
2 of 5
C
3
D
4

Slide 9 - Quiz

Waar moet je een schakelaar plaatsen als je lampje A en B aan en uit zou willen zetten met een schakelaar?
A
1 of 6
B
2 of 5
C
3
D
4

Slide 10 - Quiz

4.4 - Vermogen en energie
LessonUp
JA!
Benodigdheden
- NOVA-boek
- Schrift
- Pen, potlood
- Rekenmachine

Slide 11 - Diapositive

Leerdoelen
"Ga jij ze vandaag allemaal beheersen?"
4.4.1 Je kunt uitleggen wat het vermogen van een apparaat is.
4.4.2 Je kunt het vermogen van een apparaat berekenen.
4.4.3 Je kunt uitleggen waarom een apparaat met een groter vermogen meer elektrische energie verbruikt.

Slide 12 - Diapositive

Wat is vermogen?
Een apparaat met een KLEIN vermogen, gebruikt per 
seconde weinig energie. 


Maar een apparaat met een GROOT vermogen gebruikt 
per seconde veel energie.

Slide 13 - Diapositive

Wat is vermogen?
Het vermogen geeft aan hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde verbruikt.

Het vermogen hangt af van: de spanning
Hoe meer Volt (V), hoe groter het vermogen.

Het vermogen hangt óók af van: de stroomsterkte
Hoe meer Ampère (A), hoe groter het vermogen.
                          

Slide 14 - Diapositive

Grootheid
Symbool
Eenheid
Afkorting
Stroomsterkte
I
Ampère
A
Spanning
U
Volt
V
Vermogen
P
Watt
W
Grootheden die je moet leren

Slide 15 - Diapositive

Vermogen
  • De eenheid van vermogen is Watt (W).
  • Vaak staat het vermogen op de verpakking van een apparaat. 
  • Wat is vermogen van deze lamp?

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Lees mee op blz. 166
Spanning en stroomsterkte

Slide 19 - Diapositive

vermogen = spanning · stroomsterkte
Vermogen berekenen

Slide 20 - Diapositive

Stap 1: Gegevens
Stap 2: Gevraagd
Stap 3: Formule
Stap 4: Berekening
Stap 5: Antwoord
Berekening: gebruik deze stappen!

Slide 21 - Diapositive

Een led lampje werkt op een spanning van 6 volt en een stroomsterkte van 0,5 A. Bereken het vermogen van dit led lampje. 
Voorbeeldopgave 1

Slide 22 - Diapositive

Stap 1: Gegevens
Stap 2: Gevraagd
Stap 3: Formule
Stap 4: Berekening
Stap 5: Antwoord
Berekening: gebruik deze stappen!
spanning = 6 V
stroomsterkte = 0,5 A

Slide 23 - Diapositive

Stap 1: Gegevens
Stap 2: Gevraagd
Stap 3: Formule
Stap 4: Berekening
Stap 5: Antwoord
Berekening: gebruik deze stappen!
spanning = 6 V
stroomsterkte = 0,5 A
Bereken het vermogen

Slide 24 - Diapositive

Stap 1: Gegevens
Stap 2: Gevraagd
Stap 3: Formule
Stap 4: Berekening
Stap 5: Antwoord
Berekening: gebruik deze stappen!
spanning = 6 V
stroomsterkte = 0,5 A
Bereken het vermogen
vermogen = spanning · stroomsterkte

Slide 25 - Diapositive

Stap 1: Gegevens
Stap 2: Gevraagd
Stap 3: Formule
Stap 4: Berekening
Stap 5: Antwoord
Berekening: gebruik deze stappen!
spanning = 6 V
stroomsterkte = 0,5 A
Bereken het vermogen
vermogen = spanning · stroomsterkte
vermogen = 6 · 0,5 = 3

Slide 26 - Diapositive

Stap 1: Gegevens
Stap 2: Gevraagd
Stap 3: Formule
Stap 4: Berekening
Stap 5: Antwoord
Berekening: gebruik deze stappen!
spanning = 6 V
stroomsterkte = 0,5 A
Bereken het vermogen
vermogen = spanning · stroomsterkte
vermogen = 6 · 0,5 = 3
vermogen = 3 watt

Slide 27 - Diapositive

Leerling: "Meneer moet ik dit stappenplan nu elke keer gebruiken?"
Docent: "JA! Bij elke berekening bij natuurkunde gebruik je dit hele stappenplan vanaf vandaag tot je examen."

Slide 28 - Diapositive

Deze maak je op je aantekeningen papier.

Een lampje is aangesloten op 
12 V. Door het lampje gaat een stroomsterkte van 5 A. Bereken het vermogen van het lampje.

Voorbeeldopgave 2

Slide 29 - Diapositive


Deze oven is aangesloten op de netspanning  van 230 V en gebruikt een stroomsterkte van 8,7 A. Bereken het vermogen (ja, met het stappenplan).

Slide 30 - Question ouverte


Deze terrasheater is aangesloten op de  netspanning van 230 V en heeft een stroomsterkte van van 10,8 A. Bereken het vermogen.

Slide 31 - Question ouverte

Op de verpakking van een lampje staat: 12 V / 0,5 A.
Wat is het vermogen?
A
24W
B
12W
C
6W
D
60W

Slide 32 - Quiz

Juist/onjuist:
Apparaten met een klein vermogen zijn energiezuiniger dan apparaten met een groot vermogen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 33 - Quiz

Huiswerk
...
  • Maken oefenopdrachten 1 t/m 4 
  • Nakijken van deze opdrachten via gedeelde LessonUp.

Slide 34 - Diapositive

Opdracht 1

Slide 35 - Diapositive

Opdracht 2

Slide 36 - Diapositive

Opdracht 3

Slide 37 - Diapositive

Opdracht 4

Slide 38 - Diapositive