Trainingsleer : vaktermen leerjaar 1

Wat hoort bij een acute blessure?
A
Ontstaat plotseling
B
Veel pijn
C
Grote overbelasting in 1x
D
Alle genoemde zaken horen bij een acute blessure
1 / 20
suivant
Slide 1: Quiz
TrainingsleerMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Wat hoort bij een acute blessure?
A
Ontstaat plotseling
B
Veel pijn
C
Grote overbelasting in 1x
D
Alle genoemde zaken horen bij een acute blessure

Slide 1 - Quiz

Wat bedoelen we met primaire preventie?
A
Het voorkomen van een blessure
B
Direct handelen bij een blessure
C
Hulp bij herstel / revalidatie

Slide 2 - Quiz

Wat doe je als je een klant 'immobiliseert' (ICE-regel)?
A
Je koelt met koud, stromend water
B
Je legt een drukverband aan
C
Je laat de klant zitten / liggen
D
Je legt het geblesseerde lich.deel hoog

Slide 3 - Quiz

Welk van onderstaande stoffen uit onze voeding is een bouwstof?
A
Suiker
B
Vet
C
Eiwit
D
Vitamine

Slide 4 - Quiz

Eens / oneens? "Als iemand een hypo heeft, mag je gewoon doorsporten"
A
Eens
B
Oneens

Slide 5 - Quiz

Inlopen, knieheffen, kruispas en armen zwaaien horen bij....
A
Algemene fase van de warming up
B
Specifieke fase van de warming up
C
Primaire fase van de warming up
D
Secundaire fase van de warming up

Slide 6 - Quiz

Een effect van de cooling down is :
A
Temperatuur gaat omhoog naar 38,5 graden
B
Ademhaling gaat naar wedstrijdniveau
C
Afvalstoffen worden sneller afgevoerd
D
Meer O2 naar de juiste plek

Slide 7 - Quiz

Wat bedoelen we met ATP?
A
Anti Trump Protest
B
Enige stof waar we energie uit kunnen halen
C
Algemene Top Positie
D
Is de stof, die overblijft als we energie maken

Slide 8 - Quiz

Welk energiesysteem is anaeroob a-lactisch?
A
Creatinefosfaatsysteem
B
Melkzuursysteem
C
Zuurstofsysteem

Slide 9 - Quiz

Bij een eindsprint tijdens een duurloop gebruik je vooral het ...
A
Creatinefosfaatsysteem
B
Melkzuursysteem
C
Zuurstofsysteem

Slide 10 - Quiz

De vakterm voor hoe lang je iets kan volhouden is :
A
Brandstof
B
Vermogen
C
Capaciteit
D
Anaerobe drempel

Slide 11 - Quiz

Welke brandstof gebruik je vooral bij sprintonderdelen?
A
Creatinefosfaat
B
Suiker
C
Vet
D
Alcohol

Slide 12 - Quiz

Wat bedoelen we met de afkorting AV?
A
Het aantal keer, dat je per minuut ademhaalt
B
De hoeveelheid lucht, die je per keer inademt
C
De hoeveelheid bloed, die je per slag rondpompt
D
Het aantal keer, dat je hart per minuut slaat

Slide 13 - Quiz

Bij een getraind persoon is het SV ...
dan bij een ongetraind persoon
A
Groter
B
Kleiner
C
Even groot

Slide 14 - Quiz

De functie van rode bloedcellen is ...
A
Het transport van O2 en CO2
B
Bestrijden van ziekten en bacteriën
C
Wondherstel
D
Het bloed dun houden

Slide 15 - Quiz

Welk onderdeel v.d. spier
wordt bedoeld met nr. 6?
A
Spiervezelbundel
B
Actine en myosine
C
Myofibril
D
Sarcomeer

Slide 16 - Quiz

De spier, die de beweging maakt, noemen we de ...
A
Agonist
B
Antagonist
C
Synergist

Slide 17 - Quiz

Als een spier excentrisch aanspant, wordt de spier ...
A
Korter
B
Langer
C
Niet korter en ook niet langer

Slide 18 - Quiz

Reageren op een startschot is een ...
A
Aangeboren reflex
B
Aangeleerde reflex
C
Pseudo reflex

Slide 19 - Quiz

Bij welke prestatiebepalende factor hoort je materiaal?
A
CLUKS
B
Psychische factor
C
Techniek en tactiek
D
Overige factoren

Slide 20 - Quiz