H2 P4 en P5

Hst 2 P4 Chemische reacties 
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Hst 2 P4 Chemische reacties 

Slide 1 - Diapositive

Deze les: 
  • Leerdoelen
  • Belangrijke woorden 
  • lezen
  • Aan het werk

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kunt chemische reacties onderscheiden van natuurkundige processen
  • Je kunt een chemische reactie beschrijven als een verandering van moleculen.
  • Je kunt de kenmerken van een ontledingsreactie en een verbrandingsreactie benoemen.

Slide 3 - Diapositive

Blauwe woorden
  • Neem de tekst door van 2.4
  • In de tekst staan  blauwe woorden.
  • Schrijf deze alle 9 op in je schrift, met de betekenis in je eigen woorden erbij.

Slide 4 - Diapositive

Ik heb alle 9 woorden en hun betekenis gevonden en ze staan in mijn schrift
A
Nee, nog niet
B
Ja. Ik heb ze overgeschreven

Slide 5 - Quiz

Uitleg Ontleden
Bij een ontledingsreactie ontstaan uit één beginstof verschillende andere stoffen. De beginstof bestaat uit verschillende atomen. Door de atomen anders te verdelen, ontstaan nieuwe stoffen. Op de volgende dia is het ontleden van water getekend. Uit de beginstof water ontstaan de reactieproducten zuurstof en waterstof.

Een andere ontledingsreactie is benzine uit aardolie maken. De moleculen in aardolie zijn erg lang en hebben veel atomen. De moleculen van benzine zijn veel korter.

Slide 6 - Diapositive

Uitleg Ontleden van water

Slide 7 - Diapositive

4: Nitroglycerine is een zeer explosieve stof. Al door een kleine slag of stoot kan nitroglycerine exploderen. Bekijk het reactieschema:

nitroglycerine → koolstofdioxide + water + stikstof + zuurstof

Dit is een ...... reactie
A
ontledings-
B
verbrandings-

Slide 8 - Quiz

Uitleg Verbranden -1
Veel stoffen reageren met zuurstof uit de lucht. Als dat langzaam gebeurt, heet dit oxideren. Denk hierbij aan het oxideren van metalen. Gebeurt het snel en met vlammen, dan is er sprake van verbranden. Een voorbeeld is de verbranding van methaan in het gasfornuis. Methaan is de belangrijkste stof in aardgas. Bij de verbranding van aardgas verdwijnen de stoffen methaan en zuurstof. Na de verbranding heb je koolstofdioxide en water.

Slide 9 - Diapositive

Uitleg Verbranden -2
Je kunt een reactie weergeven in een reactieschema. In zo’n schema zet je:
• de stoffen die verdwijnen (beginstoffen);
• dan een pijl;
• daarna de stoffen die ontstaan (reactieproducten).

Het reactie schema van een verbranding ziet er zo uit:
brandstof + zuurstof → verbrandingsproducten



Slide 10 - Diapositive

Uitleg Verbranden -3
Bij een verbrandingsreactie reageert een brandstof met zuurstof, waarbij verbrandingsproducten ontstaan. Daar komt warmte bij vrij. Voor verbranding zijn drie dingen nodig:
• een brandbare stof;
• voldoende zuurstof;
• een temperatuur die hoog genoeg is.


Slide 11 - Diapositive

Uitleg Verbranden -4
De temperatuur waarbij een stof gaat branden, is voor iedere stof anders. Sommige stoffen gaan al branden bij een lage temperatuur. Andere stoffen branden bij een heel hoge temperatuur.


Voor verbranding is zuurstof nodig. De moleculen van de zuurstof moeten dicht bij de moleculen van de brandstof kunnen komen. Dat kan alleen in een gas. In een gas bewegen alle moleculen door elkaar met ruimte ertussen. Alleen een gas kan branden.

Slide 12 - Diapositive

Uitleg Verbranden -5
Een vloeistof kan niet branden. Je denkt misschien: maar benzine brandt toch wel? Dat klopt, maar de vloeistof benzine moet eerst verdampen voordat hij kan branden.

Ook een vaste stof kan niet branden. Ja, kun je denken, maar hout en papier verbranden toch?  Dat klopt, maar door ze te verhitten komen er gassen vrij uit de vaste stof. Alleen die gassen gaan branden. Een vaste stof moet eerst ontleden om te kunnen verbranden.

Slide 13 - Diapositive

5: Welke drie dingen heb je nodig om een stof te verbranden?

Slide 14 - Question ouverte

6: In welke fase kan een stof verbranden?
A
alleen in de gasvormige fase
B
alleen in de vaste fase
C
alleen in de vloeibare fase
D
in alle drie de fasen

Slide 15 - Quiz

7a: Als je suiker verhit, wordt de suiker eerst
A
gasvormig
B
vloeibaar

Slide 16 - Quiz

7b: Door de hoge temperatuur gaat deze stof ..... verdampen
A
wel
B
niet

Slide 17 - Quiz

7c: Dat is een ..........
A
chemische reactie
B
natuurkundig proces

Slide 18 - Quiz

7d: Bij een voldoende hoge temperatuur kan het gas ....... met zuurstof reageren
A
wel
B
niet

Slide 19 - Quiz

7e: Dit is een ....
A
chemische reactie
B
natuurkundig proces

Slide 20 - Quiz

8: Wat betekent het dat benzine licht ontvlambaar is?
A
benzine gaat al branden bij een lage temperatuur
B
benzine gaat branden als er een lichte vlam bij komt
C
benzine gaat branden als er licht bij komt
D
benzine is een lichte vloeistof die snel brandt

Slide 21 - Quiz

Wat gebeurt er voordat hout verbrandt?

9: Voordat hout kan verbranden, moet het eerst .......

Slide 22 - Question ouverte

Uitleg Carbidschieten -1
In figuur 5 zie je jongeren bezig met carbidschieten of melkbusschieten. Dit doen ze in sommige delen van Nederland op oudejaarsdag. Het deksel van een melkbus wordt weggeschoten door een explosie.

 

Carbid is een korte naam voor de stof calciumcarbide. Bij carbidschieten heb je twee chemische reacties. Eerst gaat er een brok carbid in de melkbus. Die wordt natgemaakt met water. Hierdoor ontstaat het gas ethyn (acetyleen):

Slide 23 - Diapositive

Uitleg Carbidschieten -2
calciumcarbide + water → ethyn + calciumhydroxide


Calciumhydroxide doet verder niet mee aan de reactie. Het gas ethyn explodeert gemakkelijk. Als je het aansteekt, gaat de reactie heel snel:

ethyn + zuurstof → koolstofdioxide + water

Het gas verbrandt in één keer. Daarbij komt in korte tijd veel warmte vrij. Het resultaat is een explosie. Het deksel van de melkbus wordt weggeschoten.


Slide 24 - Diapositive

Bekijk het filmpje op de volgende dia. (8m; 27 sec.)

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo

11: Bekijk de eerste reactie van carbidschieten:
calciumcarbide + water → ethyn + calciumhydroxide

Leg uit of deze reactie een ontledingsreactie, een verbrandingsreactie of een andere soort reactie is.

Slide 27 - Question ouverte

12: Bekijk de tweede reactie van carbidschieten:
ethyn + zuurstof → koolstofdioxide + water

Leg uit welke soort reactie dit is. Kies uit een ontledingsreactie − een verbrandingsreactie − een andere soort reactie.

Slide 28 - Question ouverte

Vraag 13: Sleep de stoffen naar het juiste vak.
Beginstoffen
Reactieproducten
calciumcarbide
calciumhydroxide
koolstofdioxide
water
zuurstof
water

Slide 29 - Question de remorquage

Aan het werk 
Maken:

Als je klaar bent geef je dit aan bij SJA.

Slide 30 - Diapositive

Onthouden -1
Bij een natuurkundig proces veranderen de moleculen niet.
Een natuurkundig proces is daardoor omkeerbaar.
Bijvoorbeeld: water bevriezen of een elastiek uitrekken.
Bij een chemische reactie veranderen stoffen in andere stoffen. De moleculen veranderen.
Een chemische reactie is niet omkeerbaar.
Bijvoorbeeld: een ei bakken of aardgas verbranden.

Slide 31 - Diapositive

Onthouden -2
De stoffen aan het begin van de reactie zijn de beginstoffen.
De stoffen na de reactie zijn de reactieproducten.
Je kunt een reactie weergeven in een reactieschema. In zo’n schema zet je achtereenvolgens:
• de beginstoffen;
• daarna een pijl;
• daar achter de reactieproducten.

Slide 32 - Diapositive

Onthouden -3
Bij ontleding ontstaan uit één beginstof verschillende nieuwe stoffen.

Bij verbranding reageren een brandstof en zuurstof snel en met vlammen.
Voor verbranding zijn drie dingen nodig:
• een brandbare stof;
• voldoende zuurstof;
• een temperatuur die hoog genoeg is.

Slide 33 - Diapositive

Onthouden -4
Alleen gassen kunnen verbranden.
Om te verbranden moet een vloeistof eerst verdampen.
Om te verbranden moet een vaste stof eerst ontleden.

Slide 34 - Diapositive

Hulp
  • Lees de lesstof (nog eens) door 
    In je boek of online NOVA
  • Vraag een klasgenoot
  • mail SJA
    (sja@scholenaanzee.nl) 

Slide 35 - Diapositive

Extra stof

Slide 36 - Diapositive