4M P2 Les 6 Consumentenprijs, nettowinst en arbeidsproductiviteit

Programma
  • Startopdracht
  • Voorkennis
  • Uitleg arbeidsmarkt
  • Toepassen
  • Uitleg arbeidsparticipatie
  • Toepassen
  • Afsluiting
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Programma
  • Startopdracht
  • Voorkennis
  • Uitleg arbeidsmarkt
  • Toepassen
  • Uitleg arbeidsparticipatie
  • Toepassen
  • Afsluiting

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welkom
Ga zitten volgens de plattegrond.
Op tafel: etui, boek, schrift, rekenmachine en wisbordje.

Maak de startopdracht zelfstandig in stilte.
Klaar? Lees de leerteksten van 3.2.
timer
5:00

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorkennis

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Inkoopprijs
Verkoopprijs exclusief btw
Btw
Brutowinstmarge
Consumentenprijs

Slide 5 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

omzet
brutowinst
nettowinst
bedrijfskosten
inkoopwaarde

Slide 6 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Uitleg
Consumentenprijs

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Consumentenprijs
Brutowinstmarge = bedrijfskosten en nettowinst

Slide 8 - Diapositive

€ 18 ÷ 100 × 180 = € 32,40 of
1,8 × € 18 = € 32,40
Uit welke onderdelen bestaat de verkoopprijs?
A
Inkopen
B
Inkopen en bedrijfskosten
C
Inkopen, bedrijfskosten en brutowinst
D
Inkopen, bedrijfskosten en nettowinst

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De inkoopprijs van een voetbal is € 6. De brutowinstmarge is 80%.
Bereken de verkoopprijs exclusief btw.

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Verkoopfruit € 2.500. Inkoop fruit € 1.500.
Bereken in één decimaal de brutowinstmarge op fruit als percentage van de inkoop.

Slide 11 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Consumentenprijs

Slide 12 - Diapositive

€ 32,40 ÷ 100 × 121 = € 39,20 of
1,21 × € 32,40 = € 39,20
De inkoopprijs van een spijkerbroek is € 35 exclusief btw. De winkel hanteert een brutowinstmarge van 140% op de inkoopprijs. De btw is 21%.
Bereken de consumentenprijs.

Slide 13 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Toepassen
Wat? Maak § 3.1 opdracht 9 (blz. 77)
Klaar? Maak het schoolwerk of de plusopdrachten.

Schoolwerk: § 3.1 en § 3.2

timer
5:00

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Uitleg
Terugrekenen

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Terugrekenen

Slide 16 - Diapositive

€ 32,40 ÷ 100 × 121 = € 39,20 of
1,21 × € 32,40 = € 39,20
De consumentenprijs is € 6,95. De btw is 21%.
Bereken de verkoopprijs exclusief btw.

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Toepassen
Wat? Maak § 3.1 opdracht 10 (blz. 77)
Klaar? Maak het schoolwerk of de plusopdrachten.

Schoolwerk: § 3.1 en § 3.2

timer
2:00

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Uitleg
Nettowinst

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Omzet
Omzet = afzet × verkoopprijs
Opbrengst van de verkopen.
Sam verkoopt in een weekend 200 patatjes. De verkoopprijs van een zakje patat à 250 gram is € 2,20 (exclusief btw).
Bereken de omzet van dit weekend.

Slide 20 - Diapositive

Omzet = 200 × € 2,20 = € 440
Oom Sam rekent dit weekend op een omzet van patat van
€ 825,-. De verkoopprijs van een zakje patat à 250 gram is
€ 2,20 (exclusief btw). Bereken hoeveel afzet van zakjes patat oom Sam dit weekend verwacht.

Slide 21 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Nettowinst
Kosten die een bedrijf bij de productie maakt.
  • Huisvestingskosten
  • Loonkosten
  • Reclamekosten
  • Afschrijvingskosten
Inkoopwaarde is geen bedrijfskosten!

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Nettowinst

Slide 23 - Diapositive

Brutowinst = € 15.000 – € 2.500 = € 12.500
Nettowinst = € 12.500 – (€ 600 + € 2.000 + € 6.000) = € 3.900
Wat zijn voorbeelden van bedrijfskosten?
A
Huur van bedrijfspand
B
Inkoopwaarde van fietsonderdelen
C
Loonkosten van het personeel
D
Afschrijvingskosten van bestelbus

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem een reden waarom de besparing op de bedrijfskosten geen gevolgen heeft voor de brutowinst.

Slide 25 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Toepassen
Wat? Maak § 3.2 opdracht 2 t/m 4 (blz. 78-79)
Klaar? Maak het schoolwerk of de plusopdrachten.

Schoolwerk: § 3.1 en § 3.2

timer
10:00

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Uitleg
Arbeidsproductiviteit

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Arbeidsproductiviteit
De productie van één werknemer in een bepaalde tijd.

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Arbeidsproductiviteit
De arbeidsproductiviteit kan toenemen door:
  • Technologische ontwikkelingen
  • Arbeidsverdeling
  • Scholing
  • Prestatiebeloning
  • arbeidsomstandigheden

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het is druk in de tandartspraktijk en tandarts Somers is op zoek naar manieren om de arbeidsproductiviteit per uur van beide assistentes te verhogen. Welke maatregel kan de tandarts nemen?
A
De assistentes gaan meer uren werken.
B
De assistentes gaan zich specialiseren.
C
De tandarts neemt minder patiënten aan.
D
De tandarts neemt nog een assistente in dienst.

Slide 30 - Quiz

B

Door werknemers langer te laten werken of meer werknemers in dienst te nemen, neemt de arbeidsproductiviteit niet toe! Eén werknemer blijft in dezelfde periode nog steeds hetzelfde maken.
Een productierobot is een programmeerbare machine, die zelfstandig verschillende taken uit kan voeren.
Leg uit dat de arbeidsproductiviteit kan stijgen door het gebruik van productierobots.

Slide 31 - Question ouverte

Door productie met behulp van een robot kan er met minder werknemers
hetzelfde (of meer) geproduceerd worden. (De productie per werknemer
stijgt hierdoor.)
Toepassen
Wat? Maak § 3.2 opdracht 5 en 6 (blz. 78-79)
Klaar? Maak het schoolwerk of de plusopdrachten.

Schoolwerk: § 3.1 en § 3.2

timer
5:00

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Uitleg
Arbeidsproductiviteit

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Arbeidsproductiviteit
Een kledingfabriek produceert 120.000 kledingstukken per week. Er werken 16 mensen, elk 5 dagen per week.
De productie per dag is 120.000 ÷ 5 = 24.000 kledingstukken per dag.
De arbeidsproductiviteit is (120.000 ÷ 5) ÷ 16 = 1.500 kledingstukken per persoon per dag.

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De 10 werknemers van Edwin maken nu 500 opdrachten per 4 weken. Edwin wil graag weten hoeveel opdrachten er per werknemer worden afgehandeld.
Bereken de arbeidsproductiviteit per werknemer per week.

Slide 35 - Question ouverte

500 ÷ 10 ÷ 4 = 12,5 opdrachten
Toepassen
Wat? Maak rekenen opdracht 14 (blz. 97)
Klaar? Maak het schoolwerk of de plusopdrachten.

Schoolwerk: § 3.1 en § 3.2
timer
5:00

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Toepassen
Wat? Maak § 3.1 en § 3.2 (blz. 74 t/m 81)
Klaar? Maak de plusopdrachten.

timer
5:00

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Afsluiting

Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De inkoopprijs van een trui is € 25 exclusief btw. De winkel hanteert een brutowinstmarge van 150% op de inkoopprijs. De btw is 21%.
Bereken de consumentenprijs.

Slide 39 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Pak je agenda
Datum: 
Maken: § 3.1 en 3.2
Leren: H2, § 3.1 en 3.2


timer
0:30

Slide 40 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions