mh1b, week 37-2

In today's lesson:

  •  Friday 20 September, 5th hour
Reading test

  • Recap and expansion: To be 
  •  Exercises 7-9 of lesson 1.4
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

In today's lesson:

  •  Friday 20 September, 5th hour
Reading test

  • Recap and expansion: To be 
  •  Exercises 7-9 of lesson 1.4

Slide 1 - Diapositive

To be = 
Hoe zat het ook alweer?

3 vormen: ??

Slide 2 - Diapositive

werkwoord 'zijn'


verb 'to be'
'To be'
positive
(+)
Ik
ben
Jij
bent
zij
is
Hij 
is
Het
is
Wij
zijn
Jullie
zijn
Zij
zijn
I
am
I'm
You
are
You're
She
is
She's
He
is
He's
It
is
It's
We
are
We're
You
are
You're
They
are
They're

Slide 3 - Diapositive

To be: ontkennend
Wanneer we een zin met 'to be' ontkennend maken, plakken we 'not' achter de vorm van 'to be'. 

I am happy. 
You are happy. 
He is happy. 


Slide 4 - Diapositive

To be: ontkennend
Wanneer we een zin met 'to be' ontkennend maken, plakken we 'not' achter de vorm van 'to be'. 

I am not happy. 
You are not happy. 
He is not happy.


Slide 5 - Diapositive

werkwoord 'zijn'


verb 'to be' + not
'To be'
negative
(-)
I
am not
I'm not
You
are not
You're not
She
is not
She's not
He
is not
He's not
It
is not
It's not
We
are not
We're not
You
are not
You're not
They
are not
They're not
Ik
ben niet
Jij
bent niet
zij
is niet
Hij 
is niet
Het
is niet
Wij
zijn niet
Jullie
zijn niet
Zij
zijn niet

Slide 6 - Diapositive

To be: vragend
Wanneer we een zin met 'to be' vragend maken, zetten we de vorm van 'to be' vooraan de zin.

I am happy.
You are happy. 
He is happy.


Slide 7 - Diapositive

To be: vragend
Wanneer we een zin met 'to be' vragend maken, zetten we de vorm van 'to be' vooraan de zin.

I am happy. --> Am I happy?
You are happy. --> Are you happy?
He is happy. --> Is he happy?


Slide 8 - Diapositive

werkwoord 'zijn'


verb 'to be'
'To be'
question
(?)
Ben
ik?
Ben
jij?
Is
zij?
Is
hij?
Is
het?
Zijn
wij?
Zijn
jullie?
Zijn
zij?
Am
I?
Are
you?
Is
she?
Is
he?
Is
it?
Are
we?
Are
you?
Are
they?

Slide 9 - Diapositive

Homework

Do: exercises 7-9 of lesson 1.4
Study: Wordlist 1.4


Slide 10 - Diapositive