25/8 H3 en H4, Spreken en gesprekken H3

Spreken en gesprekken
H3 en H 4 
1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Spreken en gesprekken
H3 en H 4 

Slide 1 - Diapositive

Planning
  • Korte activiteit
  • Instructie/quiz
  • Werken 
  • Afsluiten

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
  • weet je hoe je boeiend moet spreken
  • weet je hoe je aantrekkelijk moet spreken    

Slide 3 - Diapositive

Wat moet een spreker doen om zijn publiek te boeien, denk je?

Slide 4 - Carte mentale

Schrijf drie dingen op die je
deze vakantie gedaan hebt.

Slide 5 - Carte mentale

Boeiend en aantrekkelijk spreken

Hoe iemand overkomt, heeft uiteraard met de inhoud van zijn verhaal (verbale communicatie) te maken. 
Het hangt echter ook sterk af van de manier waarop hij zich presenteert. 
Bij een spreker bepalen namelijk de manier van spreken en de lichaamstaal (non-verbale communicatie) voor meer dan de helft of de boodschap blijft hangen.


Slide 6 - Diapositive

Zo herken je een boeiende spreker


Een boeiende spreker …
  • trekt met een pakkende opening meteen de aandacht van zijn publiek;
  • illustreert zijn verhaal met aantrekkelijke voorbeelden en leuke anekdotes;
  • heeft een actieve lichaamshouding:
      – toont een opgewekte, vriendelijke gezichtsuitdrukking;
      – ondersteunt zijn verhaal met passende gebaren;


Slide 7 - Diapositive

Boeiende spreken
Een boeiende spreker ...
  • spreekt enthousiast, maar niet te snel of te luid;
  • houdt bij zijn woordkeus en zinsbouw rekening met zijn publiek;
  • maakt contact met zijn publiek:
     – kijkt de toehoorders aan;
     – heeft oog voor de reacties van zijn toehoorders en speelt daarop in;
  • sluit zijn verhaal af met een originele uitsmijter.

Slide 8 - Diapositive

Tekstdoelen en tekstsoorten

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Lien

We zouden kunnen zeggen dat deze presentatie twee tekstdoelen heeft. Welke twee doelen zijn dat? Kies uit de vijf tekstdoelen die we kennen.

Slide 11 - Question ouverte

In hoeverre gebruikt Cornelisse volgens jou aantrekkelijke voorbeelden en anekdotes om haar presentatie aantrekkelijk te maken?
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Sondage

In hoeverre toont Cornelisse volgens jou een opgewekte, vriendelijke gezichtsuitdrukking om haar presentatie aantrekkelijk te maken?
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Sondage

In hoeverre gebruikt Cornelisse volgens jou passende handgebaren om haar presentatie aantrekkelijk te maken?
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Sondage

In hoeverre spreekt Cornelisse volgens jou enthousiast om haar presentatie aantrekkelijk te maken?
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Sondage

Vind je Cornelisse alles bij elkaar een goede spreker of niet? Leg je antwoord uit.

Slide 16 - Question ouverte

Cornelisse is cabaretier en schrijft humoristische boeken en columns over taal. Zie je dat terug in dit fragment? Leg uit.

Slide 17 - Question ouverte

Een overtuigende presentatie houden
Met een overtuigende presentatie wil je het publiek overtuigen van jouw standpunt. Om dat te bereiken, moet je goede argumenten hebben en zelfverzekerd overkomen. Verder moet de structuur van je presentatie heel duidelijk zijn, want de luisteraar kan niet even ‘terugbladeren’ als hij iets niet goed kan volgen.

Slide 18 - Diapositive

Zo bereid je een overtuigende presentatie voor
  • Kies een onderwerp en documenteer je.
  • Bepaal op basis van je documentatie je standpunt en zoek argumenten die je standpunt ondersteunen. Baseer je argumenten zo mogelijk op feiten.
  • Bedenk mogelijke tegenargumenten en weerleggingen.
  • Bouw je presentatie op volgens een geschikte structuur, zoals de argumentatiestructuur of de voor- en nadelenstructuur.

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Zo bereid je een overtuigende presentatie voor
  • Trek met een pakkende opening de aandacht van je publiek en introduceer in de inleiding je standpunt.
  • Geef in het middenstuk eerst de argumenten voor je standpunt. Noem daarna de tegenargumenten en weerleg die. Zorg voor een logische volgorde en gebruik signaalwoorden en structuuraanduidende zinnen.
  • Herhaal in het slot kort de argumenten, noem nogmaals je standpunt en sluit af met een originele uitsmijter.

Slide 21 - Diapositive

Documenteren

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Zo bereid je een overtuigende presentatie voor
  • Maak je presentatie levendig door voorwerpen of afbeeldingen te laten zien, bijvoorbeeld met behulp van Google Presentatie, PowerPoint of Prezi. Let op: dit zijn hulpmiddelen, geen doelen op zich
  • Gebruik de theorie over ‘boeiend en aantrekkelijk spreken’ uit hoofdstuk 3 en oefen je presentatie een paar keer hardop.

Slide 27 - Diapositive

Zo houd je een overtuigende presentatie
  • Laat met je houding zien dat je zeker bent van je zaak:
– Sta rechtop en maak contact met je publiek.
– Toon een opgewekt, vriendelijk gezicht.
– Ondersteun je verhaal met krachtige gebaren.

  • Spreek rustig en duidelijk, zodat het publiek je goed kan volgen.
  • Zorg voor variatie in je stemgebruik om je woorden krachtiger te maken.

Slide 28 - Diapositive

Spreken voor publiek
  • Publiek luistert en kijkt
  • Boodschap -> wat zeg je en hoe zet je iets.
  • Lichaamshouding, mimiek, gebaren en bewegingen
  • Geloofwaardig en krachtig overkomen
  • Je moet in je verhaal geloven en erachter staan
  • Taalgebruik, stem, houding en contact met publiek.

Wat voegen we toe aan de criterialijst? Eerst enkele tips.

Slide 29 - Diapositive

Stemgebruik
  • Tempo: spreek niet te snel.
  • Intonatie: varieer in toon en leg accenten --> overdrijven mag.
  • Volume: spreek duidelijk en hard genoeg. Varieer in volume.
  • Articulatie: Spreek de woorden goed uit. Oefen de uitspraak van moeilijke woorden. 

Slide 30 - Diapositive

Taalgebruik
  • Pas je taal aan aan je publiek: woordkeus en zinslengte.
  • Gebruik signaalwoorden om verbanden te leggen.
  • Leg moeilijke begrippen uit --> gebruik sprekende voorbeelden.
  • Vermijd stopwoordjes en probeer 'uhhhh...' te voorkomen.

Slide 31 - Diapositive

Houding
  • Sta rechtop en wiebel niet.
  • Leun niet tegen een muur.
  • Zorg dat je gezichtsuitdrukking past bij je verhaal.
  • Maak gebaren met je handen --> blijf wel jezelf.
  • Wees enthousiast.
  • Straal uit dat je verhaal bijzonder en boeiend is.
  • Geloof in jezelf. 

Slide 32 - Diapositive

Houding
  • Sta rechtop en wiebel niet.
  • Leun niet tegen een muur.
  • Zorg dat je gezichtsuitdrukking past bij je verhaal.
  • Maak gebaren met je handen --> blijf wel jezelf.
  • Wees enthousiast.
  • Straal uit dat je verhaal bijzonder en boeiend is.
  • Geloof in jezelf. 

Slide 33 - Diapositive

Contact
  • Kijk je publiek aan en kijk rond.
  • Maak contact met je publiek en houd rekening met reacties.

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Vidéo

Hoe probeert Van Santen zijn presentatie pakkend te openen?
A
Hij maakt de luisteraar nieuwsgierig met een datum en geeft dan een voorbeeld
B
Hij vertelt iets uit de actualiteit
C
Hij geeft aan dat wat hij gaat vertellen van persoonlijk belang is voor de luisteraar
D
Hij stelt vragen die de luisteraar aan het denken zetten

Slide 36 - Quiz

Waarom zou de spreker juist dit voorbeeld hebben gekozen om zijn presentatie mee te openen? Waarom is het een aantrekkelijk voorbeeld?

Slide 37 - Question ouverte

Na zijn uitspraak 'Cultuur kan alleen maar bestaan vanuit beschaving' laat Van Santen een best lange pauze vallen. Waarom zou hij dat doen? Leg uit of je vindt dat dat zijn presentatie beter maakt of niet.

Slide 38 - Question ouverte

Hoe probeert Van Santen zijn presentatie aantrekkelijk af te sluiten?
A
Hij verwijst terug naar de inleiding waar hij mee is begonnen
B
Hij gebruikt een uitsmijter door een woordspeling in te zetten
C
Hij drukt zijn wens uit en gebruikt herhaling om zijn zinnen kracht bij te zetten
D
Hij spreekt een toekomstverwachting uit

Slide 39 - Quiz

Wat was het tekstdoel van deze presentatie? Leg je antwoord uit. Kies uit de vijf vaste tekstdoelen die we kennen.

Slide 40 - Question ouverte

Vond je Edo van Santen een boeiende spreker? Leg uit waarom wel/niet.

Slide 41 - Question ouverte

Werk voor deze en de volgende les  

Online
H3 spreken en gesprekken, startopdracht + opdracht 1 een 2
H4, spreken en gesprekken, opdracht 1 en 3

Hoort bij boek:
Blz. 84/85,, startopdracht + opdracht 1 een 2
Blz. 118/119, opdracht 1 en 3

+ nakijken 
Wat niet af is = huiswerk voor dinsdag
Stel de volgende les vragen over fouten die je niet begreep!



Wat niet af is = huiswerk
Stel de volgende les vragen over fouten die je niet begreep!
timer
10:00

Slide 42 - Diapositive

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
  • weet je hoe je boeiend een aantrekkelijk moet spreken
  • weet je hoe je overtuigend moet presenteren                                                            


Slide 43 - Diapositive

Ik weet hoe ik boeiend een aantrekkelijk moet spreken.

😒🙁😐🙂😃

Slide 44 - Sondage

Ik weet hoe ik overtuigend moet presenteren.


😒🙁😐🙂😃

Slide 45 - Sondage

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 46 - Question ouverte

Feedback:
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 47 - Question ouverte