Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 40 min
Éléments de cette leçon
6.6 en voorbereiding
Check in
Herhalingsvragen
Werken aan 6.6 (of PO)
Slide 1 - Diapositive
Wie herkent zich in de volgende stellingen?
Slide 2 - Diapositive
We hebben veel te veel leerwerk voor biologie opgekregen.
0 = oneens | 1 = niet oneens/niet eens | 2 = helemaal mee eens
Slide 3 - Sondage
Biologie is veel te moeilijk
0 = oneens | 1 = niet oneens/niet eens | 2 = helemaal mee eens
Slide 4 - Sondage
Vorig schooljaar én dit schooljaar heb ik bijna geen biologieles gehad.
0 = oneens | 1 = niet oneens/niet eens | 2 = helemaal mee eens
Slide 5 - Sondage
Tijdens de biologieles luister ik vrijwel altijd naar de uitleg.
0 = oneens | 1 = niet oneens/niet eens | 2 = helemaal mee eens
Slide 6 - Sondage
(bijna) al het opgegeven huiswerk van thema 6 heb ik gemaakt.
0 = oneens | 1 = niet oneens/niet eens | 2 = helemaal mee eens
Slide 7 - Sondage
Als ik vragen heb over het vak biologie, dan stuur ik mevrouw Jongbloed een mailtje.
0 = oneens | 1 = niet oneens/niet eens | 2 = helemaal mee eens
Slide 8 - Sondage
Mevrouw Jongbloed heeft er vertrouwen in dat ik een voldoende kan halen voor de biologietoets.
0 = oneens | 1 = niet oneens/niet eens | 2 = helemaal mee eens
Slide 9 - Sondage
Dit jaar heb je weinig biologieles gehad
Moesten jullie wennen aan het vak biologie en de veelheid kennis die je ervoor moet opnemen
Maar als je je inzet dan weet ik zeker dat je een voldoende kunt halen!
..... en als je vragen hebt / filmpjes opgestuurd wilt krijgen, stuur me even een mailtje
Slide 10 - Diapositive
Instapmodel oefentoets
Slide 11 - Diapositive
Niveaus van de ecologie
Individu
Populatie (individuen van dezelfde soort)
Levensgemeenschap (meerdere populaties)
Biotoop (alle abiotische (levenloze) factoren in een gebied
Ecosysteem (= levensgemeenschap + biotoop)
Individu
Populatie (individuen van dezelfde soort)
Levensgemeenschap (meerdere populaties)
Biotoop (alle abiotische (=levenloze) factoren in een gebied)
Ecosysteem (= levensgemeenschap + biotoop)
Biosfeer (deel van de aarde waarin leven mogelijk is)
Bestudeer in twee minuten dit plaatje en de omschrijvingen hieronder van de
timer
2:00
Niveaus van de ecologie
Slide 12 - Diapositive
Een bepaald gebied met alle erin levende organismen, waarbinnen de biotische en de abiotische factoren een eenheid vormen.
Een groep organismen van dezelfde soort die in een gebied met elkaar samenleven.
Eén levend wezen.
Het deel van de aarde (en de lucht eromheen) waar leven mogelijk is.
biosfeer
ecosysteem
individu of organisme
populatie
Slide 13 - Question de remorquage
Koppel de juiste woorden aan de onderstaande zinnen:
Een reeks soorten waarbij elke soort een voedselbron is voor de volgende soort.
Eerste schakel in een voedselketen.
Geheel van voedselrelaties in een ecosysteem.
Ophoping van stoffen in elke volgende schakel van een voedselketen.
Accumulatie
Voedselketen
Voedselweb
Een plantensoort
Slide 14 - Question de remorquage
BIOMASSA
Elk organisme bestaat uit veel verschillende stoffen. Sommige van die stoffen zijn energierijk, zoals koolhydraten, eiwitten en vetten.
De totale hoeveelheid energierijke stoffen in een organisme noem je de biomassa van dat organisme. Van een voedselketen kun je nagaan hoeveel biomassa elke schakel heeft. Je moet dan de biomassa van alle organismen in een schakel bij elkaar optellen. In afbeelding 6 is bij elke schakel de biomassa weergegeven.
Je ziet dat de totale biomassa van de planten in de eerste schakel veel groter is dan die van de planteneters daarboven. In een voedselketen wordt de biomassa in elke volgende schakel kleiner.
Biomassa is het totale gewicht van alle energierijke stoffen in de organismen in een schakel. Tussen twee schakels gaat energie verloren door uitscheiding (urine, uitwerpselen) en door verbranding. Hierdoor neemt de biomassa per schakel af.
Slide 15 - Diapositive
De accumulatie van onafbreekbare gifstoffen in de voedselketen heeft vaak tot gevolg dat...
A
de dieren onderaan de voedselketen het meeste gif in hun lichaam hebben
B
de dieren bovenaan de voedselketen het meeste gif in hun lichaam hebben
C
overal in de voedselketen de dieren ongeveer evenveel gif in hun lichaam hebben.
Slide 16 - Quiz
In planten vindt fotosynthese plaats:
water + koolstofdioxide + licht -->glucose + zuurstof
In alle organismen (levende wezens) vindt verbranding plaats
Glucose + zuurstof --> energie + water + koolstofdioxide
timer
2:00
Stamp dit in je hoofd de komende 2 minuten
Slide 17 - Diapositive
Kringloop van fotosynthese en verbranding.
Sleep de begrippen naar de goede plaats.
CO2 en H2O
Glucose en O2
Verbranding
fotosynthese
Slide 18 - Question de remorquage
Koolstofkringloop
dierlijke energierijke stoffen
fotosynthese
verbranding
koolstofdioxide
glucose
dierlijke energierijke stoffen
Slide 19 - Question de remorquage
In afbeelding 11 zie je een schema met enkele processen van de koolstofkringloop.
Welke pijl stelt de fotosynthese voor?
A
P
B
Q
C
S
D
T
Slide 20 - Quiz
In afbeelding 11 zie je een schema met enkele processen van de koolstofkringloop.
Welke pijl stelt de verbranding voor?
A
Q
B
S
C
T
D
P
Slide 21 - Quiz
Symbiose
(een langdurige samenlevings-vorm tussen twee soorten)
Mutualisme: + / +
Commensalisme: + / 0
Parasitisme: + / -
Geen symbiose:
Concurrentie - / -
Predatie - / +
timer
1:00
Slide 22 - Diapositive
Welke vorm van symbiose is dit?
A
Mutualisme
B
Commensalisme
C
Parasitisme
Slide 23 - Quiz
Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme
D
Predatie
Slide 24 - Quiz
Welke vorm van symbiose is dit?
A
Mutualisme
B
Commensalisme
C
Parasitisme
Slide 25 - Quiz
Welke vorm van symbiose is dit?
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme
Slide 26 - Quiz
Samenvatting 6.4
De variatie aan soorten in de natuur noemen we:
Het behouden, beschermen en herstellen van de natuur noemen we:
Het terugbrengen van een dier of plantensoort in de natuur noemen we:
Wat is de invloed van de mens?
Herintroductie
Natuurbeheer
Biodiversiteit
Slide 27 - Question de remorquage
Samenvatting 6.5
timer
3:00
Welke milieuproblemen zijn er? Waar leiden die problemen naartoe?
Slide 28 - Diapositive
Welke gassen zijn broeikasgassen?
A
Koolstofdioxide
B
Zuurstof
C
Stikstof
D
Waterdamp
Slide 29 - Quiz
Bij welk proces komt koolstofdioxide (een broeikasgas) vrij?
A
Fotosynthese
B
Verbranding
Slide 30 - Quiz
Door koolstofdioxide in de lucht is er het broeikaseffect. Wat is het broeikaseffect?
A
Het afgeven van warmtestraling vanaf de zon naar de aarde.
B
Het tegenhouden van warmtestraling vanaf de ruimte naar de aarde.
C
Het tegenhouden van warmtestraling vanaf de aarde naar de ruimte.
Slide 31 - Quiz
Welke twee manieren zijn genoemd waarop de mens zorgt voor milieuproblemen?
Slide 32 - Carte mentale
6.6 Duurzaamheid
Welke oplossingen worden er geboden voor milieuproblemen?
Slide 33 - Diapositive
2mh
Werken aan 6.6 mk 1, 2 & 3 (blz 251)
De informatie staat in de tekst of Het voedselweb afmaken