Opfrisles Grieks klas 3

Opfrisles 3 Grieks
  • Trojaanse oorlog
  • Alfabet
  • Naamvallen & congruentie
  • Werkwoordtijden
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Opfrisles 3 Grieks
  • Trojaanse oorlog
  • Alfabet
  • Naamvallen & congruentie
  • Werkwoordtijden

Slide 1 - Diapositive

Wat weet je nog allemaal over
de Trojaanse Oorlog?

Slide 2 - Carte mentale

Welke hoofdletter hoort bij welke kleine letter?
ω
ξ
γ
ν
δ
σ, ς
υ
η
Δ
Σ
Ω
Υ
Ν
Γ
Η
Ξ

Slide 3 - Question de remorquage

Hoe heet elk van deze Griekse letters?
ψ
α
φ
λ
π
labda
psi
pi
phi
alpha

Slide 4 - Question de remorquage

Hoe heet elk van deze Griekse letters?
Χ
Ε
Θ
Ο
Τ
epsilon
chi
thèta
tau
omikron

Slide 5 - Question de remorquage

Hoe heet elk van deze accenttekens?
spiritus asper
iota subscriptum
spiritus lenis

Slide 6 - Question de remorquage

Hoe spreek je een spiritus lenis uit?
A
Als een "h"
B
Niet

Slide 7 - Quiz

Hoe spreek je een spiritus asper uit?
A
Als een "h"
B
Niet

Slide 8 - Quiz

Wanneer krijg je een spiritus?
A
Als het woord begint met een klinker
B
Als het woord begint met een klinker, tweeklank, of medeklinker
C
Als het woord begint met een tweeklank
D
Als het woord begint met een klinker, tweeklank, of ρ

Slide 9 - Quiz

Waar of niet waar?
"Als een woord met een tweeklank begint, komt de spiritus op de tweede klinker"
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Wanneer kán er een iota subscriptum worden gebruikt?
A
Als de letter 'i'
B
Als de letter 'j'
C
Als de letter 'i' aan het begin van een woord
D
Als de letter 'i' in een tweeklank

Slide 11 - Quiz

Na welke klinkers wordt een iota subscriptum gebruikt?
A
Na korte klinkers
B
Na lange klinkers

Slide 12 - Quiz

Hoe kan de nominativus niet worden gebruikt in een zin?
A
Als onderwerp
B
Als lijdend voorwerp
C
Als naamwoordelijk deel v/h gezegde

Slide 13 - Quiz

Hoe kan de genitivus niet worden gebruikt in een zin?
A
Bij bezit
B
Als aanvulling bij een voorzetsel
C
Als naamwoordelijk deel v/h gezegde
D
Als aanvulling bij een werkwoord

Slide 14 - Quiz

Hoe kan de dativus niet worden gebruikt in een zin?
A
Als meewerkend voorwerp
B
Als aanvulling bij een voorzetsel
C
Als lijdend voorwerp
D
Als aanvulling bij een werkwoord

Slide 15 - Quiz

Hoe kan de accusativus niet worden gebruikt in een zin?
A
Bij bezit
B
Als aanvulling bij een voorzetsel
C
Als lijdend voorwerp
D
Als subject

Slide 16 - Quiz

Sleep de bijvoeglijke naamwoorden naar de zelfstandige naamwoorden waarmee ze congrueren.
τα ... θηρια
της ... πετρας
αἱ ... κεφαλαι
των ... δουλων
του ... θεου
ἀνδρειων
δεινα
φοβερου
ἀθανατοι
μεγαλης

Slide 17 - Question de remorquage

Wat kan je zoal vertellen over de Griekse werkwoordtijden?

Slide 18 - Carte mentale

In welke tijd staan de werkwoordsvormen?
praesens
imperfectum
aoristus
ἐλυον
λυουσι(ν)
λυσον
ἐλυσε(ν)
λυεις
ἐλυε(ν)

Slide 19 - Question de remorquage

Zijn de aoristi sigmatisch of pseudosigmatisch?
sigmatisch
pseudosigmatisch
ἐλυσαμεν
ἠγγειλατε
ἐβλεψε(ν)
μειναι
ἀπεκτεινας
νομισατε
ἐλεξαν

Slide 20 - Question de remorquage

Wat vind je op dit moment het makkelijkste bij Grieks?

Slide 21 - Carte mentale

Wat vind je op dit moment het moeilijkste bij Grieks?

Slide 22 - Carte mentale

Wat willen jullie in de aankomende lessen vooral nog veel herhalen?

Slide 23 - Carte mentale