Oefenen rekenen

Herhalen rekenen
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Herhalen rekenen

Slide 1 - Diapositive

Cijferend rekenen
234                           823                         34                           315:21=            
123  +                       199 -                       23 X

Slide 2 - Diapositive

Hoeveel is 356+785=

Slide 3 - Question ouverte

384:24=

Slide 4 - Question ouverte

Breuken
1  van 24 euro is........
4

3  van 24 euro is......
4

Slide 5 - Diapositive

De helft van 18 euro is....

Slide 6 - Question ouverte

2/5 van 35 euro is

Slide 7 - Question ouverte

Procenten
Deel van een geheel

10% van 90 euro is....
30% van 90 euro is....

21% korting op 64,99 is.....

Slide 8 - Diapositive

40% van 120 is

Slide 9 - Question ouverte

De trui kost 37,99 euro, je krijgt 15% korting. Hoeveel moet je betalen?

Slide 10 - Question ouverte

60% van € 4,20 = €

Slide 11 - Question ouverte

2/5= ....... %

Slide 12 - Question ouverte

Metriek stelsel

Slide 13 - Diapositive

1500 cl is ............ liter

Slide 14 - Question ouverte

2000 cm3 is .........liter

Slide 15 - Question ouverte

kommagetallen
Eerst schatten
Kan je cijferend uitreken
: (links en rechts aanpassen)
x (komma's eruit halen en er weer inzetten)

Slide 16 - Diapositive

Welk getal is het grootst?
A
0,78
B
1,18
C
1,2
D
0,8

Slide 17 - Quiz

3,28 + 2,3 =

Slide 18 - Question ouverte

0,6 : 0,2 =

Slide 19 - Question ouverte

Rekenen met tijd
Lees de som.
Wat willen ze weten?
Maak er minuten of secondes van.
Hoe vaak passen de minuten of secondes erin?                                   
Gebruik voor tijd en afstand een verhoudingstabel. Zet erbij om welke maat/ tijd het gaat. 

Slide 20 - Diapositive

Hoeveel minuten duurt
de reis van Amsterdam
Centraal naar de Morsstraat in Leiden
?

Slide 21 - Question ouverte

Robin rijdt 95 km naar huis.
Hij rijdt 51 minuten op de snelweg (100 km/uur).
De rest van de weg rijdt Robin in de bebouwde kom (50 km/uur).

Hoeveel minuten rijdt Robin in de bebouwde kom?

Slide 22 - Question ouverte

Formules, grafieken etc......
Lees en bekijk de som kritisch, het liefst twee keer.
Welk probleem is er? Wat is de vraag?
Welke informatie heb ik allemaal? Wat heb ik nodig om het probleem op te lossen en welke informatie is niet belangrijk.
Welke ‘kale som’ hoort bij dit probleem?
Reken de som uit.
Controleer je antwoord. 

Slide 23 - Diapositive

Gerard heeft deze week 38 uur gewerkt in een restaurant. Hij heeft € 17,50 fooi gekregen.
Hij berekent zijn loon met de formule:

loon = € 9,25 x aantal gewerkte uren + fooi.

Slide 24 - Question ouverte

Hoeveel euro is 1 stempel waard?

Slide 25 - Question ouverte

Karl rijdt in een week 440 km.
Hoeveel liter brandstof heeft Karl deze
week verbruikt?
Rond het antwoord af op hele liters.

Slide 26 - Question ouverte