V4A Nederlands Communicatie les 11

Programma
1. Terugblik
2. Leerdoel
3. Instructie
4. Opdracht
5. Eigen tekst
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Programma
1. Terugblik
2. Leerdoel
3. Instructie
4. Opdracht
5. Eigen tekst

Slide 1 - Diapositive

Leerdoel
Je kunt zelf een begrijpelijke tekst schrijven en onderzoek doen naar de begrijpelijkheid van een tekst.

Slide 2 - Diapositive

Begrijpelijk formuleren
- zinslengte
- kern bij elkaar
- tangconstructie
- lijdende vorm
- lastige woorden
- naamwoordstijl

Slide 3 - Diapositive

Zinslengte
De meeste mensen kunnen zinnen van 10 tot 15 woorden goed volgen.

Slide 4 - Diapositive

Tangconstructie
In een tangconstructie zijn woorden die bij elkaar horen, gescheiden door een lange uitleg.

Sommige mensen durven een dure jurk die ze op internet hebben gekocht, nadat ze hem gedragen hebben op een feestje, zonder blikken of blozen terug te sturen naar de winkel.

Slide 5 - Diapositive

Kern bij elkaar
De kern = het onderwerp en het gezegde.
Deze elementen moeten zo dicht mogelijk bij elkaar en bij voorkeur vooraan in de zin.

niet: Om te voorkomen dat ze zich in de winter moe en somber voelen door het tekort aan daglicht, krijgen sommige mensen lichttherapie.
wel: Sommige mensen krijgen lichttherapie om te voorkomen dat ze zich in de winter moe en somber voelen door het tekort aan daglicht.

Slide 6 - Diapositive

Lijdende vorm
actieve zin: wie of wat handelt is duidelijk
De hond bijt de man.
passieve zin (lijdende vorm): wie of wat handelt is vaak verborgen of is geen onderwerp
De man wordt door de hond gebeten.

Slide 7 - Diapositive

Lastige woorden
- lange samenstellingen: lezers haken meestal af bij woorden met meer dan zeven lettergrepen
- woordgebruik pas je aan aan de kennis van de lezer

Slide 8 - Diapositive

Naamwoordstijl
Een werkwoord wordt zelfstandig naamwoord:
- voetballen/het voetballen

Zij kan goed voetballen.
Het voetballen gaat haar goed af.


Slide 9 - Diapositive

Opdracht/huiswerk
Maak opdracht 
- verkennen
1 en 2 op blz. 70 (zie ook blz. 74/75 van je handboek)
- schrijfvaardigheid
- 5 op blz. 71
- leesvaardigheid
- 6 en 7 op blz. 72/73

Slide 10 - Diapositive