LJ1 3.3 Gedicht / LJ2 3.3 Zinsontleding

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

	Vak: Nederlands Hoofdstuk: LJ1 3.3 Gedicht - LJ2 3.3 Zinsontleding
1.	Lesopening
2.	Leergebiedoverstijgende doelen
3.	Lesdoel
4.	Instructie
5.	Begeleid inoefenen
6.	Zelfstandig werken
7.	Evaluatie

1. Lesopening

LJ1: Pak je boek en schrift van Nederlands op tafel. Open je boek op blz 116.

LJ2: Pak je leesboek en ga in stilte lezen

2. Lesdoel

Aan het eind van deze les:

- Weet je dat in een gedicht rijm voor kan komen en wat rijm is

- Weet je wat wordt bedoeld met een strofe. 

Leergebied overstijgende doelen:

Denkvermogen:

- Weeg oplossingen tegen elkaar af en kies beargumenteerd een oplossing

Samenwerkend leren:

- kan het groepsbelang voor het eigen belang stellen

- Vervult verschillende rollen

3. Mini-check

Niet voor deze les. 

4. Instructie

4. Instructie

5. Begeleid inoefenen

6. Zelfstandig werken

Je maakt nu zelfstandig opdracht 5 op blz 117.

Ben je klaar?

Dan kijk je de opdracht na.

Daarna ga je in stilte lezen. 

1. Lesopening

LJ2: Pak je boek van Nederlands en open deze op blz 117.

2. Leergebiedoverstijgende doelen

Aan het eind van deze les:

- Kun je de persoonsvorm vinden in een zin

- Kun je het bouwplan van een zin maken 

- Kun je de zinsdelen benoemen: werkwoordelijk gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp

Leergebied overstijgende doelen:

Denkvermogen:

- Weeg oplossingen tegen elkaar af en kies beargumenteerd een oplossing

Samenwerkend leren:

- kan het groepsbelang voor het eigen belang stellen

- Vervult verschillende rollen

3. Mini-check

Verdiept mag zelfstandig aan de slag: niemand

De rest doet mee met de vragen. 

Jelmer zal vanmiddag zijn lekke fietsband plakken.
Wat is in deze zin het WWG?

Jelmer zal vanmiddag zijn lekke fietsband plakken.
Wat is in deze zin het Onderwerp?

Jelmer zal vanmiddag zijn lekke fietsband plakken.
Wat is in deze zin het LV?

Jelmer zal vanmiddag zijn lekke fietsband plakken.
Verdeel deze zin in zinsdelen.

Wie maakt wat

Had je alle 4 de vragen goed, dan maak je zelfstandig opdracht 3, 4, 5 en 6 op blz 118/119.

De rest doet mee met de instructie. 

bouwplan

Mijn moeder

viert

haar verjaardag

waar?

wanneer?

Wél of geen lijdend voorwerp

Een zin heeft alleen een                  

                                                 als je antwoord kunt geven op de vraag:

Wie of wat

+

gezegde

+

lijdend voorwerp

onderwerp

hoeveelheden   

maten                          zijn nooit lijdend voorwerp

gewichten

afstanden   

Roy drinkt iedere dag een glas melk.

In deze zin staat .....

1. wel een lijdend voorwerp
2. geen lijdend voorwerp

Ik rijd vijftig kilometer.

In deze zin staat .....

1. wel een lijdend voorwerp
2. geen lijdend voorwerp

Evelien wacht twee uur op haar vriend

In deze zin staat .....

1. wel een lijdend voorwerp
2. geen lijdend voorwerp

5. Begeleid inoefenen

Vind je het nog lastig? Dan maken we samen opdracht 3 en 6.

6. Zelfstandig werken

Je maakt nu zelfstandig opdracht 3 t/m 6 op bladzijde 118/119.

Ben je klaar?

Dan kijk je de opdrachten na

Daarna ga je in stilte lezen. 

7. Evaluatie LJ1

Hoe ging de les?

Zijn er nog dingen die je lastig vindt?

- Wat is rijm?

- Weet je wat wordt bedoeld met een strofe?

                       

7. Evaluatie LJ2

Hoe ging de les?

Zijn er nog dingen die je lastig vindt?

- Kun je de persoonsvorm vinden in een zin?

- Kun je het bouwplan van een zin maken ?

- Kun je de zinsdelen benoemen: werkwoordelijk gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp?

                    

Huiswerk

Huiswerk LJ1:                                           Huiswerk LJ2:             

Woensdag 15 december                     Woensdag 15 december  

3.3 opdracht 5                                         3.3 opdracht 3 t/m 6