3.3 Zinsontleding - Weet je het nog? - LV

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, t
• Leerjaar 2

	Vak: Nederlands Hoofdstuk: 3.3 Zinsontleding
1.	Lesopening
2.	Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.	Arrangementen + mini-check
4.	Instructie
5.	Begeleid inoefenen
6.	Zelfstandig werken
7.	Evaluatie

1. Lesopening

Pak je boek van Nederlands en open deze op blz 113.

huiswerk controle:

3.2 opdracht 3 en 5

2. Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen

Aan het eind van deze les:

- Kun je de persoonsvorm vinden in een zin

- Kun je het bouwplan van een zin maken 

- Kun je de zinsdelen benoemen: werkwoordelijk gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp

Leergebiedoverstijgende doelen:

Denkvermogen

- Weegt oplossingen tegen elkaar af

- Kiest beargumenteerd een oplossing

3. Arrangementen + mini-check

Verdiept arrangement (8 gemiddeld of hoger): Niemand

Voor deze les is geen mini-check. Iedereen doet mee met de instructie. 

Jelmer zal vanmiddag zijn lekke fietsband plakken.
Wat is in deze zin het WWG?

Jelmer zal vanmiddag zijn lekke fietsband plakken.
Wat is in deze zin het Onderwerp?

Jelmer zal vanmiddag zijn lekke fietsband plakken.
Wat is in deze zin het LV?

Jelmer zal vanmiddag zijn lekke fietsband plakken.
Verdeel deze zin in zinsdelen.

Wie maakt wat? 

Had je 3 of 4 vragen van de mini-check goed? Dan mag je zelfstandig aan het werk. 
Je maakt opdracht 3 t/m 6 op bladzijde 118/119.

De rest doet mee met de instructie. 

Bouwplan: basiszin

Mijn moeder

viert

haar verjaardag

wie doet het?

wat gebeurt er?

wat?

Wél of geen lijdend voorwerp?

Een zin heeft alleen een                                                   als je antwoord kunt geven op de vraag:

Wie of wat

+

gezegde

+

lijdend voorwerp

onderwerp

NOOIT LIJDEND VOORWERP

hoeveelheden

maten

gewichten

afstanden

Roy drinkt iedere dag een glas melk.

In deze zin staat .....

1. wel een lijdend voorwerp
2. geen lijdend voorwerp

Ik rijd vijftig kilometer.

In deze zin staat .....

1. wel een lijdend voorwerp
2. geen lijdend voorwerp

overzicht: hoe zoek je wat en in welke volgorde?

1. Persoonsvorm: 

- de zin vragend maken

- de zin in een andere tijd zetten

- de zin in enkelvoud/meervoud zetten

3. Onderwerp: 

Wie/wat + werkwoordelijk gezegde?

2. Werkwoordelijke gezegde:

ALLE werkwoorden in een zin.

4. Lijdend voorwerp:

Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?

zinsdelen maken

5. Begeleid inoefenen

Vind je het nog lastig -->

Dan maken we samen opdracht 3.

6. Zelfstandig werken

Je maakt nu zelfstandig 3.3 opdracht 3 t/m 6 op bladzijde 118/119.

Ben je klaar? Laat even je schrift aan de docent zien.

Dan kijk je de opdrachten na

Daarna ga je in stilte lezen. 

7. Evaluatie

Hoe ging de les?

Zijn er nog dingen die je lastig vindt?

Evaluatie leerdoelen: 

- Kun je de persoonsvorm vinden in een zin?

- Kun je het bouwplan van een zin maken?

- Kun je de zinsdelen benoemen: werkwoordelijk gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp?

                    

Huiswerk & Toetsen

Huiswerk 

Maandag 16 januari

3.3 opdracht 3 t/m 6

Toetsen 

Geen

Het echtpaar heeft de overvallers gezien.