12.3 Soorten veranderen

Paragraaf 12.3 Soorten veranderen
Benodigheden
- Schrift
- Pen, potlood

1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 7 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Paragraaf 12.3 Soorten veranderen
Benodigheden
- Schrift
- Pen, potlood

Slide 1 - Diapositive

Programma
Welkom
Toets H12.1 en 12.2 bespreken
Nieuwe stof uitleg : 
 '12.3 Soorten veranderen' deel 1
Aan de slag/huiswerk
- Maak deze LessonUp
- Maak de werkboekopdrachten

Klassikale afsluiting

Slide 2 - Diapositive

Toets bespreken
Neem je antwoorden door en vergelijk deze met je buur


Wat viel mij op?
Hoofdletters gebruiken bij meerkeuze vragen
1 opdracht samen bespreken
timer
10:00

Slide 3 - Diapositive

Leerdoelen 12.3
1. Je kunt uitleggen beschrijven hoe het leven op aarde kan zijn ontstaan.
2. Je kunt uitleggen de verwantschap van soorten afleiden uit een verwantschapsschema. 
3. Je kunt uitleggen hoe soorten kunnen veranderen.
4. Je kunt beschrijven hoe nieuwe soorten kunnen ontstaan.
5. Je kunt beschrijven hoe mensen nieuwe planten- en dierenrassen ontwikkelen
6. Je kunt uitleggen wat genetische erosie is en wanneer dat optreedt.

Slide 4 - Diapositive


Ontwikkeling van leven op aarde

3,5 miljard jaar geleden: Het eerste leven begon in zeeën en oceanen: eencellige organismen.

900 miljoen jaar geleden: Eencellige organismen -> meercellige organismen
450 miljoen jaar geleden: Eerste gewervelde dieren (vissen) en landplanten
400 miljoen jaar geleden: Dieren op het land


Slide 5 - Diapositive

Gesteenten die in de oceanen zijn ontstaan.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Fossiel - overblijfselen van organismen die vroeger hebben geleefd.
Ontstaan fossiel:
1. Zinken, zachte delen verteren.
2. Harde delen bedekt door zand/klei.
3. Verstenen (samenpersen van de harde delen).
4. (Zee)bodem komt omhoog: zichtbaar.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Slide 13 - Diapositive


Hoe zie je dat soorten verwant zijn?

In een verwantschapsschema kan je zien hoe wetenschappers denken dat soorten aan elkaar verwant zijn.

Soorten staan dicht bij elkaar als ze kort geleden een gemeenschappelijke voorouder hadden.

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Slide 16 - Vidéo

Je hoeft deze jaartallen niet uit je hoofd te kennen.

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo


De schapen zonder hoorns zijn van hetzelfde ras,
 als de schapen met 4 hoorns.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz


Welke organismen produceerden als eerste zuurstof? 
A
cyanobacteriën
B
algen
C
mossen
D
varens

Slide 20 - Quiz

Als je de gewenste eigenschappen bij organismen laat voortplanten krijg je uiteindelijk organismen met andere / betere eigenschappen. 
Dieren = kruisen 
Planten = veredelen 
Dit is een voorbeeld van kunstmatige selectie.

Slide 21 - Diapositive


Het fokken van schapen zonder hoorns is een voorbeeld van kunstmatige selectie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz


Door te kijken naar de schapen, selecteert de fokker de schapen. Dit noem je selectie op genotype.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz


Lees het artikel hiernaast.
Wat is een mutatie? (zoek op in §11.5)

Slide 24 - Question ouverte

Kijk naar de slakken in het plaatje. Er zijn bruine en gele slakken. Deze 2 kleuren noem je variatie in fenotype. Dit kan komen door omgeving (bijvoorbeeld veel/weinig eten) of door genen (bijvoorbeeld oogkleur). Deze laatste noem je genetische variatie. 

Doordat bepaalde variaties meer succesvol zijn (die planten zich voort) komen deze variaties uiteindelijk meer voor. Het gaat niet om de sterkste maar om de beste aangepaste eigenschap aan de omgeving.

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo


"Survival of the fittest" wordt wel eens vertaald met "De sterkste overleefd". Leg uit dat dit niet juist is.
antwoord staat op de vorige slide

Slide 27 - Question ouverte


Bekijk de afbeelding hiernaast. De 2 hazen zijn dezelfde soort toch zien ze er heel anders uit.
Aan welke abiotische factor zijn ze aangepast?

Slide 28 - Question ouverte

1: Er is variatie 
2: Deze variatie is erfelijk (genetische variatie)
3: Er vindt natuurlijke selectie plaats door omgeving
4: De soorten zijn geïsoleerd

Dit proces duurt heel er lang (duizenden jaren).

Slide 29 - Diapositive


Leg in eigen woorden uit waardoor er nieuwe soorten kunnen ontstaan. 
Welke 4 voorwaarden zijn er voor nodig?

Slide 30 - Question ouverte

Erfelijke variaties ontstaan doordat er mutaties plaatsvinden. Vaak worden deze mutaties niet opgemerkt omdat ze in lichaamscellen plaatsvinden (en hier heb je er heel veel van). Maar gebeurt het in een gelachtscel dan komt het uiteindelijk in de cellen van de kinderen terecht. Op deze manier kunnen er nieuwe variaties in fenotype ontstaan.

Slide 31 - Diapositive

1: Er is variatie in fenotype
2: Deze variatie is erfelijk (genetische variatie)
3: Er vindt natuurlijke selectie plaats

Voor het veranderen van soorten hoeft er geen isolatie plaats te vinden. Door de verandering van omgeving sterven soorten uit.

Slide 32 - Diapositive


Bekijk de afbeelding. Leg uit door welke omstandigheid de benen van de paarden steeds langer werden.

Slide 33 - Question ouverte


Het proces waarbij organismen zich aanpassen aan hun omgeving noem je...?
A
Ecologie
B
Charles Darwin
C
Survival of the fittest
D
Evolutie

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Vidéo

Hoe heette het principe dat volgens Darwin de drijvend kracht achter de evolutie is?
A
Natuurlijke extinctie
B
Natuurlijke selectie
C
Natuurlijke sequentie
D
Natuurlijke reproductie

Slide 36 - Quiz


Darwin bedacht de evolutietheorie. Waar gaat deze theorie over?
A
Ontstaan van de aarde.
B
Ontstaan van het leven.
C
Ontstaan van nieuwe soorten.

Slide 37 - Quiz


Bij natuurlijke selectie past een organisme zich aan aan de omgeving
A
Juist
B
Onjuist

Slide 38 - Quiz


Als we het over evolutie hebben, welke tijdspanne hoort hier dan bij?
A
Enkele jaren - tientallen jaren
B
Honderden jaren
C
Duizenden jaren
D
Tienduizenden jaren en langer

Slide 39 - Quiz


In een bepaalde populatie komen ongeveer evenveel slakken met lichtgekleurde huisjes voor als slakken met donkergekleurde huisjes. De kleur van de huisjes is erfelijk bepaald. Door een verandering in de omgeving wordt de ondergrond waarop ze leven donkerder. Vogels eten daardoor slakken met lichte huisjes eerder op dan die met donkere. Na een paar generaties blijken er in die populatie bijna geen slakken met lichte huisjes meer te zijn.

Is er in deze populatie sprake van selectie?
A
Ja, natuurlijke selectie
B
Ja, kunstmatige selectie
C
Nee

Slide 40 - Quiz


Bekijk het plaatje. Leg uit of er hier sprake is van één soort of niet

Slide 41 - Question ouverte

Verwantschap: cladogram

Slide 42 - Diapositive

Verwantschapsschema
Hoe soorten aan elkaar verwant zijn. 

Slide 43 - Diapositive


Er zijn vijf groepen gewervelde dieren. Welke groep kenmerkt zich door het hebben van longen en het leggen van eieren in het water?
A
amfibieën
B
reptielen
C
vissen
D
vogels

Slide 44 - Quiz

Aan de slag
1. Maak deze LessonUp van 12.3 in de klas LessonUp.
2. Maak de werkboekvragen opdracht 3,7,8,10,15,20

Slide 45 - Diapositive