12.1 Selectie

Paragraaf 12.1 Selectie
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 6 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Paragraaf 12.1 Selectie

Slide 1 - Diapositive

Programma
Welkom
Nieuwe stof uitleg : 
 '12.1 Selectie'
Huiswerk
Of: werken aan PO

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
Kun je uitleggen wie Darwin was en welke theorie hij geïntroduceerd heeft?
Kun je uitleggen hoe verschillende rassen ontstaan?
Kun je uitleggen wat natuurlijke selectie is?
Kun je uitleggen hoe nieuwe soorten ontstaan?
Kun je uitleggen hoe erfelijke variatie ontstaat?

Slide 3 - Diapositive

Schubbeneters

Slide 4 - Diapositive

Welke groep vissen is volgens de stamboom het langst geleden als aparte
groep ontstaan?
Sleep het vinkje naar het goede antwoord





Kijk goed op de informatie. Je ziet er een stamboom staan.
Volg de lijnen goed, zoals we getraind hebben
1
Naar links is het oudst
2
Begin aan de linkerkant.
Dat is het oudst.
Als je met je vinger de lijnen volgt, zie je dat bij de eerste splitsing de prinses van Burundi al is ontstaan
3
B blauwe regenboogvis
C Plecodus
E prinses van Burundi 
D schubbeneter
A Petrochromis

Slide 5 - Question de remorquage


Kijk naar de informatie.
Kijk daarbij goed naar de stamboom
1
Zoek in de stamboom de schubbeneter op.
Ga nu met je vinger langs de lijntjes.
Welke vis komt uit de eerste vertakking?
2
Lukt het nog niet?
Oefen met het werkblad: evolutie
3
 Aan welke groep vissen is een schubbeneter het meest verwant volgens de stamboom?
A
aan de Petrochromis
B
aan de blauwe regenboogvis
C
aan de Plecodus
D
aan de prinses van Burundi

Slide 6 - Quiz


Wat is dominant?
Wat is recessief?
Schrijf dit op!!
Schrijf ook de mogelijke genotypes met hun fenotypes op.
1
Rechtsmondig is recessief, dus linksmondig is dan dominant
RR => linksmondig homozygoot
Rr => linksmondig heterozygoot
rr => rechtsmondig, altijd homozygoot.
Je weet als er twee ouders zijn die hetzelfde uiterlijk hebben, en er ontstaat een kind met een ander uiterlijk, dat het uiterlijk van de ouders dominant is, en beide ouders zijn heterozygoot
2
Je weet als er twee ouders zijn die hetzelfde uiterlijk hebben, en er ontstaat een kind met een ander uiterlijk, dat het uiterlijk van de ouders dominant is, en beide ouders zijn heterozygoot.
Zoek dus naar twee dezelfde ouders, waarbij je ziet dat er ook kinderen ontstaan die er anders uitzien dan de ouders
3
 Uit kruisingsproeven blijkt dat de eigenschappen linksmondig en rechtsmondig erfelijk zijn. In de tabel staan de resultaten van enkele
kruisingen met schubbeneters.
Het gen voor rechtsmondig is recessief.
Uit welke kruising kun je dat met zekerheid afleiden?
A
kruising 1
B
kruising 2
C
kruising 3
D
dat kan je niet zeggen

Slide 7 - Quiz

Evolutietheorie
Evolutietheorie gaat niet over de ontstaanstheorie van het leven.
De evolutietheorie is vooral een theorie over hoe het leven zich ontwikkelt.
Evolutie streeft niet naar beter worden.
Evolutie streeft helemaal nergens naar. Evolutie gaat erom dat je beter en beter aangepast wordt aan het milieu (omgeving) waar je op dat moment inzit. Als het milieu verandert kun je dus ook teruggaan.
Evolutie werkt met natuurlijke selectie.
Natuurlijke selectie werkt op de best aangepaste organismen.
Mensen stammen NIET af van de apen.
Huidige levensvormen zijn het gevolg van evolutie uit gemeenschappelijke voorouders. Daardoor lijken veel organismen op elkaar wat betreft hun bouw en levenswijze.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

In hoeverre vind jij het lastig om de evolutietheorie te onderzoeken omdat je gelovig bent? Vul 0 in als het totaal niet van toepassing is op jou en 100 als jij het heel erg lastig vindt.
0100

Slide 10 - Sondage

Slide 11 - Vidéo

Je hoeft deze jaartallen niet uit je hoofd te kennen.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo


Darwin bedacht de evolutietheorie. Waar gaat deze theorie over?
A
Ontstaan van de aarde.
B
Ontstaan van het leven.
C
Ontstaan van nieuwe soorten.

Slide 14 - Quiz


De schapen zonder hoorns zijn van hetzelfde ras,
 als de schapen met 4 hoorns.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

Als je de gewenste eigenschappen bij organismen laat voortplanten krijg je uiteindelijk organismen met andere / betere eigenschappen. 
Dieren = kruisen 
Planten = veredelen 
Dit is een voorbeeld van kunstmatige selectie.

Slide 16 - Diapositive


Het fokken van schapen zonder hoorns is een voorbeeld van kunstmatige selectie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz


Door te kijken naar de schapen, selecteert de fokker de schapen. Dit noem je selectie op genotype.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz


Lees het artikel hiernaast.
Wat is een mutatie? 

Slide 19 - Question ouverte

Kijk naar de slakken in het plaatje. Er zijn bruine en gele slakken. Deze 2 kleuren noem je variatie in fenotype. Dit kan komen door omgeving (bijvoorbeeld veel/weinig eten) of door genen (bijvoorbeeld oogkleur). Deze laatste noem je genetische variatie. 

Doordat bepaalde variaties meer succesvol zijn (die planten zich voort) komen deze variaties uiteindelijk meer voor. Het gaat niet om de sterkste maar om de beste aangepaste eigenschap aan de omgeving.

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo


"Survival of the fittest" wordt wel eens vertaald met "De sterkste overleefd". Leg uit dat dit niet juist is.
antwoord staat op de vorige slide

Slide 22 - Question ouverte


Bekijk de afbeelding hiernaast. De 2 hazen zijn dezelfde soort toch zien ze er heel anders uit.
Aan welke abiotische factor zijn ze aangepast?

Slide 23 - Question ouverte

Lees blz 156 / 157
1: Er is variatie 
2: Deze variatie is erfelijk (genetische variatie)
3: Er vindt natuurlijke selectie plaats door omgeving
4: De soorten zijn geïsoleerd

Dit proces duurt heel er lang (duizenden jaren).

Slide 24 - Diapositive


Leg in eigen woorden uit waardoor er nieuwe soorten kunnen ontstaan. 
Welke 4 voorwaarden zijn er voor nodig?

Slide 25 - Question ouverte

Erfelijke variaties ontstaan doordat er mutaties plaatsvinden. Vaak worden deze mutaties niet opgemerkt omdat ze in lichaamscellen plaatsvinden (en hier heb je er heel veel van). Maar gebeurt het in een gelachtscel dan komt het uiteindelijk in de cellen van de kinderen terecht. Op deze manier kunnen er nieuwe variaties in fenotype ontstaan.

Slide 26 - Diapositive

1: Er is variatie in fenotype
2: Deze variatie is erfelijk (genetische variatie)
3: Er vindt natuurlijke selectie plaats

Voor het veranderen van soorten hoeft er geen isolatie plaats te vinden. Door de verandering van omgeving sterven soorten uit.

Slide 27 - Diapositive


Bekijk de afbeelding. Leg uit door welke omstandigheid de benen van de paarden steeds langer werden.

Slide 28 - Question ouverte

Het proces waarbij organismen zich aanpassen aan hun omgeving noem je...?
A
Ecologie
B
Charles Darwin
C
Survival of the fittest
D
Evolutie

Slide 29 - Quiz

Darwin had het over 'survival of the fittest'
Waar staat 'fittest' voor bij evolutie?

A
Dat je het best bent aangepast aan je omgeving
B
hoe fit je bent
C
hoeveel nakomelingen je maakt
D
hoe sterk je bent

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Vidéo

Hoe heette het principe dat volgens Darwin de drijvend kracht achter de evolutie is?
A
Natuurlijke extinctie
B
Natuurlijke selectie
C
Natuurlijke sequentie
D
Natuurlijke reproductie

Slide 32 - Quiz

0

Slide 33 - Vidéo

Aan de slag
Maken 12.1
Of: werken aan PO

Slide 34 - Diapositive