Taal/spelling blok 3

Mijn auto staat in de __________.
1 / 29
suivant
Slide 1: Question ouverte
SpellingBasisschoolGroep 7

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

Mijn auto staat in de __________.

Slide 1 - Question ouverte

Ik heb brood in mijn __________.

Slide 2 - Question ouverte

Alle __________ zwemmen in het water.

Slide 3 - Question ouverte

Met Blink behandelen we verschillende __________.

Slide 4 - Question ouverte

gebeurtenissen en
feestdagen

Slide 5 - Carte mentale

aardrijkskundige
namen

Slide 6 - Carte mentale

talen en volken

Slide 7 - Carte mentale

joost en marie gaan op koningsdag naar een museum over joden in amsterdam.

Slide 8 - Question ouverte

__________ jij het Sinterklaasfeest ook zo gezellig? (vinden, tt)

Slide 9 - Question ouverte

Sinterklaas __________ cadeautjes geven aan de kinderen die lief zijn geweest. (zullen, tt)

Slide 10 - Question ouverte

Zwarte piet __________ zaterdag op zondagnacht een cadeautje door de schoorsteen. (gooien, vt)

Slide 11 - Question ouverte

__________ het paard van Sinterklaas de Sint over de daken? (leiden, tt)

Slide 12 - Question ouverte

De kinderen __________ braaf op de vragen van Sinterklaas (antwoorden, vt)

Slide 13 - Question ouverte

Hoe vind je het lijdend voorwerp?

Slide 14 - Question ouverte

'Elke dag beschermen de gidsen het natuurreservaat.'
Wat is het lijdend voorwerp?
A
Elke dag
B
beschermen
C
de gidsen
D
het natuurreservaat.

Slide 15 - Quiz

'De jongens beklimmen na schooltijd stiekem de muur.'
Wat is het lijdend voorwerp?
A
de jongens
B
beklimmen
C
stiekem
D
de muur.

Slide 16 - Quiz

'Het natuurreservaat beschermt wilde dieren tegen stropers'
Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 17 - Question ouverte

'De slang eet de eieren op'
Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 18 - Question ouverte

'Sophie zal het afval inzamelen'
Verdeel de zin goed in zinsdelen
A
Sophie / zal / het afval / inzamelen.
B
Sophie zal / het afval / inzamelen.
C
Sophie / zal / het / afval / inzamelen.
D
Sophie / zal / het / afval inzamelen.

Slide 19 - Quiz

'Vliegen is slecht voor het milieu'
Verdeel de zin goed in zinsdelen
A
Vliegen is / slecht / voor het milieu.
B
Vliegen / is / slecht / voor / het milieu.
C
Vliegen / is / slecht / voor het milieu.
D
Vliegen is slecht / voor / het milieu.

Slide 20 - Quiz

'Het vieze rook vervuilt de natuur'
Verdeel de zin in zinsdelen.

Slide 21 - Question ouverte

'Vandaag verzamelen de kinderen oude flessen.'
Verdeel de zin in zinsdelen.

Slide 22 - Question ouverte

Iemand iets bijbrengen
A
iemand is geven
B
iemand iets brengen
C
iemand iets leren
D
iemand een lesje leren

Slide 23 - Quiz

tutoyeren
A
Iemand een lesje leren
B
jij of je zeggen in plaats van u
C
u zeggen in plaats van je of jij
D
iemand uitschelden

Slide 24 - Quiz

verzoeken
A
iemand iets bijbrengen
B
iemand iets vertellen
C
iemand iets geven
D
iemand iets vragen

Slide 25 - Quiz

goede manieren

Slide 26 - Carte mentale


A
mimiek
B
vastberaden
C
tegendraads
D
voldoening

Slide 27 - Quiz

Geef een voorbeeld van iets tegendraads.

Slide 28 - Question ouverte

Wanneer heb jij een voldaan gevoel?

Slide 29 - Question ouverte