quiz G8VPV begeleiden in de zorg

Module Begeleiden in de zorg

Lesdag 4


​Begeleiden bij:​

> Onderzoek en behandeling​
> Endoscopie, puncties en biopsie​
> Beeldvormende- en functie onderzoeken​
> Chirurgische ingreep​
> Ongevallen en trauma 






1 / 53
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 53 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Module Begeleiden in de zorg

Lesdag 4


​Begeleiden bij:​

> Onderzoek en behandeling​
> Endoscopie, puncties en biopsie​
> Beeldvormende- en functie onderzoeken​
> Chirurgische ingreep​
> Ongevallen en trauma 






Slide 1 - Diapositive

Programma
  • Inleiding:           Terugblik vorige les​                                                                                      
  • Kern:                    Begeleiding                                                                                                                                    Opdrachten: ZorgPad - subgroepen​                                                                                   Quiz: test je kennis (klassikaal)                                                                                              Spel: Wat ben ik?​                                                                                         
  • Afsluiting:         Terugblik lesdag vandaag





Slide 2 - Diapositive

Opdracht zorgpad

Onderwerp 4 Begeleiden bij onderzoek en behandeling​
Praktijksituatie Onderzoek en behandeling in de praktijk ​

Onderwerp 5 Begeleiden bij endoscopieën, puncties en biopsieën​
Uitwerkingsopdracht, alleen opdracht 2!​

Onderwerp 6 Begeleiden bij beeldvormende onderzoeken en functieonderzoeken​
Praktijkfragmenten Begeleiden bij onderzoek in de praktijk​

Onderwerp 7 Begeleiden bij chirurgische ingreep​
Praktijkfragmenten Zorgvrager begeleiden bij chirurgische ingreep​

Onderwerp 9 Ongevallen en trauma​
Open vragen Ongevallen en trauma: ernstige ongevallen​













Slide 3 - Diapositive

test je kennis (klassikaal)

Slide 4 - Diapositive

In welk orgaan worden de volgende hormonen geproduceerd:
aldosteron, glucocorticoiden, androgeen, oestrogeen, adrenaline, noradrenaline.
A
nieren
B
alvleesklier
C
bijnieren
D
lever

Slide 5 - Quiz

Waar staan de letters MMT voor?

Slide 6 - Question ouverte

MS begint vaak met vrij algemene klachten, noem er minimaal 2.

Slide 7 - Carte mentale

Waar bevindt zich het cerebellum?
A
achterste deel kleine hersenen
B
voorste deel kleine hersenen
C
voorste deel grote hersenen
D
achterste deel grote hersenen

Slide 8 - Quiz

Bij welke aandoening van het oog zien de zorgvragers kleuren flets?
A
glaucoom
B
cataract
C
mouches volantes
D
geen van allen

Slide 9 - Quiz

Pre-operatieve zorg, is de zorg die na de operatie uitgevoerd wordt?
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quiz

Noem 2 complicaties van het gebruik van contrastmiddel.

Slide 11 - Question ouverte

Welke controles voer je uit voor, tijdens en na een bloedtransfusie?
A
bloeddruk
B
temperatuur
C
pols
D
alle drie

Slide 12 - Quiz

Welke organen kunnen postmortaal getransplanteerd worden?

Slide 13 - Diapositive

Hoe wordt er onderzocht of een werknemer MRSA heeft?

Slide 14 - Question ouverte

Aan welke bloedgroep(en) kan een zorgvrager met bloedgroep AB donorbloed doneren?
A
0
B
AB
C
B
D
A

Slide 15 - Quiz

Waar staat de afkorting WHO voor?

Slide 16 - Carte mentale

Wat is de betekenis van commensale flora?
A
micro-organismen die pathogeen zijn
B
micro-organismen die besmettelijk zijn
C
micro-organismen die onder normale omstandigheden niet schadelijk zijn
D
micro-organismen die ervoor zorgen dat schadelijke micro-organismen ons lichaam binnendringen

Slide 17 - Quiz

Noem 3 verschillende (hoofd)vormen van bacterien

Slide 18 - Carte mentale

Klopt deze stelling:
Bacillen kunnen grampositief of gramnegatief zijn.
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quiz

Met welke medicatie kunnen bacteriele infecties betreden worden?

Slide 20 - Question ouverte

Wat is een normale polsfrequentie bij volwassenen in rust?

Slide 21 - Diapositive


Ischemische CVA
Hemorragische CVA
vaatafsluiting door bloedstolsel/ infarct
bloeding

Slide 22 - Question de remorquage

Voor hoeveel procent bestaat ons lichaam gemiddels uit water?
A
75 a 80 %
B
90 a 95 %
C
40 a 45 %
D
55 a 60 %

Slide 23 - Quiz

Wat is decubitus?
A
een beschadiging van de huid die ontstaat door langdurige druk
B
een beschadiging van de huid die ontstaat door schuifkracht
C
een beschadiging van de huid die ontstaat door een combinatie van langdurige druk en schuifkracht
D
niet wegdrukbare roodheid

Slide 24 - Quiz

Wat is een vasovagale reactie?

Slide 25 - Carte mentale

Wat is een punctie?
Het wegnemen van weefsel uit een levend organisme voor onderzoek.
Het opzuigen van vloeistof of weefsel via een ingestoken naald via de huid.
Wat is een biopsie?

Slide 26 - Question de remorquage

Welke specifieke klacht zie je bij patienten na een laparoscopie en waardoor wordt dit veroorzaakt?

Slide 27 - Question ouverte

Wat is de functie van ademhaling?
A
reinigen van de lucht
B
opnemen van O2 en uitscheiden van CO2
C
slechte lucht inademen
D
afvalstoffen van de lucht scheiden

Slide 28 - Quiz

Wat is de normaalwaarden van een bloedglucose (niet nuchter)

Slide 29 - Carte mentale

Noem minimaal 3 gewrichten die kunnen worden bekeken tijdens een (atroscopie) kijkoperatie

Slide 30 - Diapositive

Wordt een coloscopie op een operatiekamer uitgevoerd?

Slide 31 - Question ouverte

Noem de 3 organen die worden bekeken bij een Gynaecologische laparoscopie

Slide 32 - Carte mentale

Bij de ziekte van Parkinson hebben de patienten een tekort aan 2 neurotransmitters, welke zijn dit?

Slide 33 - Question ouverte

Spina Bifida wordt veroorzaakt door een tekort aan vitamine c

Slide 34 - Diapositive

Klopt deze bewering:

Het krijgen van een droge huid is een kernsymptoom van de ziekte van Parkinson.
A
nee
B
ja

Slide 35 - Quiz

Wat is de betekenis van POWI?

Slide 36 - Carte mentale

Welke van onderstaande stellingen klopt?
A
Als je een ruggeprik krijgt mag je voor de operatie eten
B
Het wondgebied scheren voor de OK maakt de kans op een wondinfect kleiner
C
Een patient hoeft voor een operatie dmv narcose niet nuchter zijn.
D
De chirurg bepaalt of je voor de operatie het wondgebied moet scheren

Slide 37 - Quiz

Mag een zwangere patient die haar schouder heeft gebroken daar een rontgenfoto van laten maken

Slide 38 - Question ouverte

Waar staat DOS voor?

Slide 39 - Carte mentale

Welke stelling klopt?
A
Het autonome zenuwstelsel is een willekeurig zenuwstelsel
B
Het somatische zenuwstelsel is een willekeurig zenuwstelsel
C
Het somatische zenuwstelsel is een onwillekeurig zenuwstelsel
D
Het vegetatieve zenuwstelsel is hetzelfde als het somatische zenuwstelsel

Slide 40 - Quiz

Waar staan de letters CZS en PZS voor?

Slide 41 - Carte mentale

Er bestaan grofweg 3 behandelingen (denk ook aan oncologische zorg). 

Slide 42 - Diapositive

Wat is Nycturie en waar kan dit op wijzen?

Slide 43 - Question ouverte

Noem minimaal 3 complicaties die kunnen optreden bij kwetsbare ouderen die worden opgenomen in het ziekenhuis.

Slide 44 - Carte mentale

Welke klachten kan je van snurken krijgen?

Slide 45 - Diapositive

Noem minimaal 3 oorzaken van eczeem

Slide 46 - Carte mentale

Noem minimaal 4 onderdelen waaruit urine bestaat

Slide 47 - Carte mentale

Rond welke leeftijd begint epilepsie meestal
A
in de kinderjaren
B
rond de 20 jaar
C
rond de 30 jaar
D
rond de 50 jaar

Slide 48 - Quiz

Op welke punten dien je te controleren voordat je een monster bij een zorgvrager afneemt, bijvoorbeeld urinesediment
A
juiste zorgvrager
B
of de verzegeling intact is van het potje
C
sterielheidsdatum potje/ buisje
D
alle 3

Slide 49 - Quiz

Welke diagnoses kunnen worden gesteld adhv een X-Thorax

Slide 50 - Diapositive

Klopt deze stelling:

Heparine zorgt ervoor dat het bloed in de bloedbuis niet stolt.
A
ja
B
nee

Slide 51 - Quiz

Spel: Wat ben ik?

Het principe is dat een student een ziektebeeld/aandoening dat aan hem toegewezen wordt moet raden d.m.v. vragen stellen.​
De klas wordt in 2 groepen gedeeld: ​

> Elke groep bereidt zicht voor en verdiept zich in de 2 ziektebeelden die dienen te worden geraden.​

> Elke groep krijgt een infectieaandoening en een endocriene aandoening aangereikt. Daarnaast stelt men een vragenlijst op die nodig is om de andere groep te bevragen.​

> Spel wordt gespeeld. Er wordt steeds 1 vraag gesteld aan de groep. ​

> Tijd waarbinnen de aandoening wordt geraden wordt bijgehouden. Snelste heeft gewonnen.​

​In plaats van het antwoord te zeggen, moeten de spelers met een tekening of met gebaren proberen duidelijk te maken wat het antwoord is.






Slide 52 - Diapositive

Afronding:
Geef Feedbak over de les.
Wat heb je vandaag geleerd?
Wat ga je gebruiken op je werk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 53 - Sondage