thema 7 les 4

• Taal
• Basisschool
• Groep 4

Lotte tekent nu.
Wie?

1. Lotte
2. tekent
3. nu

Kadir speelt met de bal vandaag.
Wie?

1. Kadir
2. speelt
3. met de bal
4. vandaag

Roos roept de hond in het park.
wie?

1. Roos
2. roept
3. de hond
4. in het park

Om 7 uur zijn we binnen.
wanneer?

1. om 7 uur
2. zijn
3. we
4. binnen

We bellen oma op maandagmiddag.
Wanneer?

1. we
2. bellen
3. oma
4. op maandagmiddag

Max en meryem lopen door de stad.
Waar?

1. Max en meryem
2. lopen
3. door de stad

Zij verstoppen zich in de schuur.
waar?

1. zij
2. verstoppen
3. zich
4. in de schuur

We zien de film in de bioscoop.
waar?

1. we
2. zien
3. de film
4. in de bioscoop

Max en meryem zien een inbraak in een winkel.
Wat zien ze?

Max en meryem zien een inbraak in een winkel.
waar zien ze een inbraak?

Max en Meryem verstoppen zich achter de struik.
wie verstoppen zich?

Zij verstoppen zich achter een struik.
Waar verstoppen zij zich?

Ze gaan straks de politie bellen.
wanneer?

De inbreker heeft de computer gestolen.
Wat heeft hij gestolen?

Wat is het zelfstandig naamwoord in de zin?
Kadir speelt op het plein.

1. Kadir
2. speelt
3. op
4. het plein

Wat is het werkwoord in de zin?
Anna bedenkt een spannend verhaal.

1. Anna
2. bedenkt
3. een
4. spannend verhaal.

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin.
Anna bedenkt een spannend verhaal

1. Anna
2. een
3. spannend
4. verhaal