Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Vragers en aanbieders hoofdstuk 1
Kosten
Variabele kosten
Constante kosten
Marginale opbrengsten
Marginale kosten
1 / 59
suivant
Slide 1:
Diapositive
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Cette leçon contient
59 diapositives
, avec
diapositives de texte
et
1 vidéo
.
La durée de la leçon est:
40 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Kosten
Variabele kosten
Constante kosten
Marginale opbrengsten
Marginale kosten
Slide 1 - Diapositive
Lezen in stilte
Bladzijde 4
Maken opgave 1.2
timer
4:00
Slide 2 - Diapositive
Antwoord opgave 1.2
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Vidéo
Op welke wijze wordt Jumbo steeds groter?
Overname van andere supermarkten
Slide 6 - Diapositive
Kosten
Variabele kosten = kosten die afhankelijk zijn van de productie van een bedrijf:
grondstoffen, verpakking, vervoer
Constante kosten = kosten die onafhankelijk zijn van de productie van een bedrijf:
Huur, verzekering, afschrijving van machines
Slide 7 - Diapositive
Maken
Opgave 1.3 t/m 1.5
timer
5:00
Slide 8 - Diapositive
Antwoorden
Slide 9 - Diapositive
Vraag
Je hebt een ijssalon. De huur, verzekering en energiekosten zijn € 4.000 per maand.
De verkoopprijs van een ijsje is € 2,50
De variabele kosten zijn € 0,50 per stuk
Hoeveel ijsjes moet je verkopen om 'quitte' te spelen. Dus precies uit de kosten te komen
Slide 10 - Diapositive
Uitwerking
Je hebt een ijssalon. De huur, verzekering en energiekosten zijn € 4.000 per maand.
De verkoopprijs van een ijsje is € 2,50
De variabele kosten zijn € 0,50 per stuk
€ 4.000/ (2,50 - 0,50) = 2.000 ijsjes
Slide 11 - Diapositive
Break-even afzet
Constante kosten
(verkoopprijs - variabele kosten per stuk)
€ 4.000
(2,50 - 0,50) = 2.000
De afzet die je moet halen om geen winst en geen verlies te hebben
Winst van € 0
Slide 12 - Diapositive
Break-even omzet
De omzet die je moet halen om geen winst en geen verlies te hebben
Break-even afzet X verkoopprijs
2.000 ijsjes X € 2,50 = € 5.000
Slide 13 - Diapositive
Huiswerk
1.6 en 1.7
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Diapositive
Opgave 1.10
Hoe kun je zien in onderste grafiek dat de totale winst
€ 20.000 is bij 2.000 spijkerbroeken
Slide 27 - Diapositive
Opgave 1.10
TO € 100.000
TK
€ 80.000 -
TW € 20.000
Slide 28 - Diapositive
Opgave 1.10 A
Hoe kun je de winst bij 2.000 spijkersbroeken ook uitrekenen bij de bovenste grafiek?
timer
2:00
Slide 29 - Diapositive
Opgave 1.10 A
GO - GTK =
€ 50 - € 40 = € 10
Dit is de gemiddelde winst
€ 10 X 2.000 = € 20.000
Slide 30 - Diapositive
Opgave 1.10 b
Hoe groot is de
break-evenafzet
timer
1:00
Slide 31 - Diapositive
Opgave 1.10 b
Hoe groot is de
break-evenafzet
1.000 spijkerbroeken
De GO is bij deze hoeveelheid gelijk aan de GTK
Slide 32 - Diapositive
Lezen
Bladzijde 11
Paragraaf 1.3
Slide 33 - Diapositive
De context
De verkoopprijs van een fiets is € 2.250
De constante kosten zijn € 500.000
Sjoerd produceert en verkoopt 2.000 fietsen
De winst die hij behaalt met 2.000 fietsen is € 300.000
Controleer of dit klopt
Totale opbrengsten - totale kosten = totale winst
Slide 34 - Diapositive
De context
Omzet 2.000 X € 2.250 = € 4.500.000
Variabele kosten 2.000 X € 1.850 = € 3.700.000
Constante kosten 500.000
Totale kosten
€ 4.200.000 -
Winst € 300.000
Slide 35 - Diapositive
Opgave 1.11 A
De verkoopprijs van een fiets is € 2.250
Hoe groot zijn de marginale kosten van een fiets vanaf 2.001 stuks?
€ 1.900
Bereken hoeveel winst elke extra verkochte fiets oplevert
€ 2.250 - € 1.900 = € 350
Slide 36 - Diapositive
Maken Huiswerk
1.11 t/m 1.15
timer
8:00
Slide 37 - Diapositive
Opgave 1.11 B
Prijs is € 2.250
Levert verdere uitbreiding tot 3.000 fietsen extra winst op?
Ja, € 2.250 - € 1.950 = € 300 extra winst per fiets
Slide 38 - Diapositive
Opgave 1.11 C
Prijs is € 2.250
Levert verdere uitbreiding tot 3.500 fietsen extra winst op?
Ja, € 2.250 - € 2.200 = € 50 extra winst per fiets
Slide 39 - Diapositive
Opgave 1.11 D
Prijs is € 2.250
Zal Sjoerd de productie uitbreiden naar 4.000 stuks?
Nee, de marginale kosten zijn vanaf 3.501 stuks € 2.400 en de marginale opbrengsten blijven € 2.250 per fiets
Slide 40 - Diapositive
Opgave 1.12
De verkoopprijs van een fiets is € 2.250
A. De marginale opbrengst per fiets is
€ 2.250
B. De marginale kosten van de 1.000ste fiets?
€ 1.850
C. De marginale kosten van de 2.400ste fiets?
€ 1.900
D. De marginale kosten van de 3.600ste fiets? --> € 2.400
Slide 41 - Diapositive
Bestuderen/ maken
Opgave 1.13
timer
8:00
Slide 42 - Diapositive
1.13 A Bereken winst bij 3.000 fietsen
Omzet - kosten = winst
Omzet = hoeveelheid X prijs
Constante kosten zijn € 500.000
Slide 43 - Diapositive
1.13 A Bereken winst bij 3.000 fietsen
Omzet = 3.000 X € 2.250 € 6.750.000
Variabele kosten:
2.000 X € 1.850 + 500 X € 1.900 + 500 X € 1.950 € 5.625.000
Constante kosten
€ 500.000 -
Winst € 625.000
Slide 44 - Diapositive
1.13 B Bereken met welk bedrag winst toeneemt als afzet stijgt tot 3.500
Omzet neemt toe met 500 X € 2.250 = € 1.125.000
Kosten nemen toe met 500 X € 2.200 =
€ 1.100.000 -
Winst neemt toe met € 25.000
Of:
Winst neemt toe met 500 X (2.250- 2.200) = € 25.000
Slide 45 - Diapositive
1.13 C Bereken met welk bedrag winst afneemt als afzet stijgt van 3.500 tot 4.000
Omzet neemt toe met 500 X € 2.250 = € 1.125.000
Kosten nemen toe met 500 X € 2.400 =
€ 1.200.000 -
Winst neemt af met € 75.000
Of:
Winst neemt af met 500 X (2.250- 2.400) = € 75.000
Slide 46 - Diapositive
1.13 D Bereken totale winst bij 4.000 fietsen
Winst bij 3.000 fietsen € 625.000
+ toename winst bij 3.500 fietsen € 25.000 +
+ afname winst bij 4.000 fietsen
€ 75.000 -
Winst bij 4.000 fietsen € 575.000
Slide 47 - Diapositive
1.13 E Bij welke productie en afzet is winst maximaal?
Bij 3.500 fietsen
Van 3.001 tot 3.500 fietsen is marginale opbrengst groter dan marginale kosten.
Vanaf 3.501 fietsen zijn de marginale kosten (2.400) groter dan de marginale opbrengsten (2.250)
Slide 48 - Diapositive
Maken
Tot en met 1.17
timer
5:00
Slide 49 - Diapositive
Maak de puzzel
Slide 50 - Diapositive
Kosten
Variabele kosten
Constante kosten
Marginale opbrengsten
Marginale kosten
Slide 51 - Diapositive
Totale omzet en totale kosten
Jan Haring verkoopt.....haring. Zijn gegevens:
Prijs € 3. Constante kosten € 2.000 per maand
Variabele kosten per stuk € 1
500
1.000
2.000
Omzet
500 X € 3 = € 1.500
1.000 X € 3 = € 3.000
2.000 X € 3 =
€ 6.000
Variabele kosten
500 X € 1 = € 500
1.000 X € 1 = € 1.000
2.000 X € 1 =
€ 2.000
Constante kosten
€ 2.000
€ 2.000
€ 2.000
Slide 52 - Diapositive
Van totaal naar gemiddeld
Jan Haring verkoopt.....haring. Zijn gegevens:
Prijs € 3. Constante kosten € 2.000 per maand
Variabele kosten per stuk € 1
500
1.000
2.000
Omzet
€ 1.500/ 500 = € 3
€ 3.000/ 1.000 = € 3
€ 6.000/ 2.000 = € 3
Gemiddelde Variabele kosten
€ 500/ 500 = € 1
€ 1.000/ 1.000 = € 1
€ 2.000/ 2.000 = € 1
Gemiddelde
Constante kosten
€ 2.000/ 500 = € 4
€ 2.000/ 1.000 = € 2
€ 2.000/ 2.000 = € 1
De gemiddelde constante kosten dalen als de productie stijgt
Totale constante kosten/ productue
Gemiddelde variabele kosten = totale variabele kosten/ productie
TVK/ Q
Slide 53 - Diapositive
Van gemiddeld weer naar totaal
Jan Haring verkoopt.....haring. Zijn gegevens:
Prijs € 3. Constante kosten € 2.000 per maand
Variabele kosten per stuk € 1
500
1.000
2.000
Omzet
500 X€ 3 = € 1.500
1.000 X € 3 = € 3.000
2.000 X € 3 =
€ 6.000
Totale Variabele kosten
GVK X Q = TVK
€ 1 X 500 = € 500
GVK X Q = TVK
€ 1 X 1.000 = € 1.000
GVK X Q = TVK
€ 1 X 2.000 =
€ 2.000
Totale
Constante kosten
GCK X Q = TCK
€ 4 X 500 = € 2.000
GCK X Q = TCK
€ 2 X 1.000 = € 2.000
GCK X Q = TCK
€ 1 X 2.000 =
€ 2.000
Slide 54 - Diapositive
Werken aan de weektaak
timer
8:00
Slide 55 - Diapositive
De les begint over .......
timer
2:30
Welk woord staat op het bord
Slide 56 - Diapositive
De les begint over .......
timer
2:30
Breakeven afzet!!
Slide 57 - Diapositive
Maak de proeftoets hoofdstuk 1
8 minuten in stilte
2 minuten zachtjes overleg
timer
8:00
timer
2:00
Slide 58 - Diapositive
ACM
Autoriteit Consument en Markt
Ziet erop toe dat:
bedrijven geen prijsafspraken maken
er genoeg concurrentie is --> door fusies en overnames mogen bedrijven niet te groot worden
Slide 59 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
KP-3 Les 5
Mars 2022
- Leçon avec
17 diapositives
H2-3 Marginale analyse
Avril 2021
- Leçon avec
38 diapositives
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
2.3 Marginale kosten deel 2
Janvier 2021
- Leçon avec
23 diapositives
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
KP-3 Les 2
Février 2021
- Leçon avec
39 diapositives
Kostprijs 3
Tertiary Education
H3 - 2 variabele en marginale kosten, bep en max winst
Février 2022
- Leçon avec
31 diapositives
Economie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
H3 - 2 variabele en marginale kosten, bep en max winst
Août 2024
- Leçon avec
29 diapositives
Economie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
JCL vraag en aanbod les 11
Avril 2022
- Leçon avec
33 diapositives
Economie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Vragers en aanbieders opdracht 1.11
Janvier 2021
- Leçon avec
12 diapositives
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4