Hoofdstuk 4.3 Rekenen met zouten

Rekenen met zouten 
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Rekenen met zouten 

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen vandaag?
- Even herhalen zouten wat hebben we tot nu toe gedaan?
- herhalen molrekenen 
- deze twee combineren 

Slide 2 - Diapositive

Aan het einde van de les kun je
- de concentratie ionen van een zoutoplossing berekenen (molariteit). 
- je kan rekenen met verdunningen 

Slide 3 - Diapositive

Ik los 5,0 gram kaliumjodide op in 500 mL water. 
1. Geef de oplosvergelijking

2. Bereken [KI] in de oplossing 

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Verschil ionconcentratie en molariteit 
We hebben net gezien wat er gebeurt als een zout goed oplost in water
bv KI
KI (s) --> K+ (aq) + I- (aq)

Dit betekent dat KI (s) er niet meer is en dat je alleen K+ en I- ionen hebt

Slide 6 - Diapositive

Verschil ionconcentratie en molariteit 
KI (s) --> K+ (aq) + I- (aq)

Omdat KI (s) er niet meer is, waar je de molariteit van kunt berekenen [KI], ga je over naar de ionconcentratie [K+] en [I-]

Slide 7 - Diapositive

Hoe werkt het 
KI (s) --> K+ (aq) + I- (aq)

5,0 gram KI in 500 mL gaf [KI] van 0,060 mol/L
Wat is de ionconcentratie van K+ en I-?

Slide 8 - Diapositive

Hoe werkt het 
KI (s) --> K+ (aq) + I- (aq)

5,0 gram KI in 500 mL gaf [KI] van 0,060 mol/L
Wat is de ionconcentratie van K+ en I-?
molverhouding is 1 : 1 : 1 
Dus ook 0,060 mol/L

Slide 9 - Diapositive

Ik ga 10,4 gram bariumchloride oplossen in 400 mL water. Wat is de molarieit barimchloride en de ionconcentratie barium en ionconcentratie chloride in de oplossing?

Slide 10 - Diapositive

Verdunningen 
- Als je een bepaalde concentratie stof in een oplossing hebt kun je de concentratie verlagen door te verdunnen

- Doe je door extra water toe te voegen. 

Slide 11 - Diapositive

Stel je hebt een kopje thee (200mL) waarin je 20 mol suiker hebt gedaan. Je vindt dit te zoet en wil het 2x gaan verdunnen. Hoeveel water voeg je toe?

Slide 12 - Diapositive

Stel je hebt een kopje thee (200mL) waarin je 20 mol suiker hebt gedaan. Je vindt dit te zoet en wil het 2x gaan verdunnen. Hoeveel water voeg je toe?
Je gaat van 200 mL naar 200 mL x 2 = 400 mL 
dus je moet 400 - 200 mL toevoegen. 

Wat was de oude en wat is de nieuwe concentratie?

Slide 13 - Diapositive

Stel je hebt een kopje thee (200mL) waarin je 20 mol suiker hebt gedaan. Je vindt dit te zoet en wil het 2x gaan verdunnen. Hoeveel water voeg je toe?
Je gaat van 200 mL naar 200 mL x 2 = 400 mL 
dus je moet 400 - 200 mL toevoegen. 

Wat was de oude en wat is de nieuwe concentratie?
oud: 20/0,2 = 100 M
nieuw: 20/0,4 = 50 M

Slide 14 - Diapositive

Ik heb 2,5 gram magnesiumsulfaat opgelost in 100 mL. Ik ga deze oplossing 10x verdunnen 
1. Geef de oplosvergelijking

2. bereken de concentratie magnesiumsulfaat en de ionconcentratie magnesium 

3. Hoeveel water wordt er toegevoegd om het 10x te verdunnen 

4. wat wordt de nieuwe magnesium ionconcentratie 

Slide 15 - Diapositive

Weektaak 
- Bestuderen Hoofdstuk 4.3 uit het boek (blz 95&96)
- Maken opdracht 29 t/m 32 uit het boek (blz 96&97) of in de online omgeving.

Slide 16 - Diapositive