Eindexamentraining: Burgerlijke Cultuur van de Nederlanden in de 17e eeuw

Burgerlijke Cultuur van de Nederlanden 
in de 17e eeuw
Kernconcepten en oefenvragen
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
KunstMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Burgerlijke Cultuur van de Nederlanden 
in de 17e eeuw
Kernconcepten en oefenvragen

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Kernconcepten Burgerlijke Cultuur 
  • MAATSCHAPPIJ: na opstand tegen Spanje: DE REPUBLIEK een GEDECENTRALISEERD SYSTEEM. Nederland is een STEDENLAND. De GEGOEDE BURGERIJ aan de macht.
  • LEVENSBESCHOUWING: GODSDIENSTIGE TOLERANTIE toch domineert HET CALVINISME.
  • HANDEL: sterke groei vanwege de VRIJE MARKTECONOMIE (handelskapitalisme): HANDELSREIZEN EN ONTDEKKINGSREIZEN leiden tot handelsmaatschappijen (VOC, WIC Levanthandel), handel in nieuwe producten (specerijen, katoen, Delfts Blauw).
  • WELVAART: Brede lagen profiteren van de welvaart, het is een GOUDEN EEUW. Handel met overzeese gebiedsdelen leidt uiteindelijk tot SLAVERNIJ.
  •  WETENSCHAP: wordt belangrijk: men doet EMPIRISCH ONDERZOEK ontwikkelt instrumenten, zoals OPTISCHE INSTRUMENTEN. REISVERZAMELINGEN worden getoond in KABINETTEN met daarin NATURALIA EN ARTIFICALIA. Techniek m.b.t. toneel: TONEELMACHINERIEEN – KUNSTWERKEN & VLIEGWERKEN
  •  OPDRACHTGEVERS: zijn vaak PRIVE OPDRACHTGEVERS (gegoede burgerij; adel) of COLLECTIEVE OPDRACHTGEVERS; veel en gevarieerd aanbod van schilderkunst op de vrije markt (GENRES).

Slide 3 - Diapositive

Kernconcepten Burgerlijke Cultuur 
  • DE INHOUD VAN DE KUNST: is onder invloed van het calvinisme TER LERING EN VERMAAK, vaak wordt een MORALISTISCHE gedachte gesymboliseerd (VANITAS).
  • ESTHETICA: KENNIS VAN DE KLASSIEKEN is van belang voor de bouwkunst, zoals het STADHUIS OP DE DAM; en voor de klassieke regels van de TRAGEDIE EN KOMEDIE; 
  • SCHILDERKUNST GOUDEN EEUW: Kenmerkend voor NEDERLANDSE SCHILDERKUNST is de kunst van het OBSERVEREN en het SELECTIEF REALISME.
  • MUZIEK GOUDEN EEUW: SWEELINCK; COLLEGIUM MUSICUM; MONODIE (PSALMEN); LIEDBOEKEN (WILHELMUS)
  • OPLEIDING BEELDENDE KUNSTENAARS: in ATELIERS (LEERLING, GEZEL, MEESTER), maakten REIZEN naar ROME om te leren van de klassieken (klassieke theorieën van Plato en Aristoteles en klassieke voorbeelden), kunstenaars waren AMBACHTSMAN, GELEERDE & VRIJE ONDERNEMER (EN SOMS OOKDIPLOMAAT – BIJV. RUBENS). 

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Welke van onderstaande termen passen bij deze periode?
A
Eclectisch, consumptiemaatschappij, relativering
B
Vernieuwing, originaliteit, utopie, abstractie, interbellum
C
Calvinisme, tolerantie, ter lering en vermaak, vrije markteconomie
D
idealen Franse revolutie, escapisme, industrialisatie, gevoel staat centraal

Slide 6 - Quiz

Wie waren de machthebbers in de Nederlanden in de 17e eeuw?
A
De kerk
B
De adel
C
De boeren
D
De burgerij

Slide 7 - Quiz

Zuidelijke Barok
(Italie)
Noordelijke barok 
(Nederland)

Slide 8 - Question de remorquage

Leg uit waarom de schilderkunst en architectuur in de Nederlanden een stuk soberder is dan die in Italië

Slide 9 - Question ouverte

De burgerij vormde in de Nederlanden in de 17e eeuw de belangrijkste opdrachtgevers voor de schilderkunst. Leg uit waardoor dit komt.

Slide 10 - Question ouverte

Hiernaast zie je een vanitas stilleven.
Noem twee aspecten van de voorstelling
die naar vergankelijkheid verwijzen.

Slide 11 - Question ouverte

Het schilderij van Jan Steen hiernaast heeft als
bijschrift 'Soo d'ouden songen, soo pepen de jongen'
(zoals de ouden zongen, piepen de jongen).
Bekijk het schilderij enleg uit welke morele boodschap
Jan Steen ons hier mee wil geven.

Slide 12 - Question ouverte

Wat bedoelen we met selectief realisme?

Slide 13 - Question ouverte

Genrestukken

Slide 14 - Question de remorquage

stilleven

Slide 15 - Question de remorquage

historiestukken

Slide 16 - Question de remorquage

Griekse Tempel
Fries
Voetstuk
Kapiteel
Timpaan
Schacht
Architraaf

Slide 17 - Question de remorquage

Welke klassieke elementen zie je terug in het nieuwe stadhuis op de Dam?

Slide 18 - Question ouverte

Noem drie overeenkomsten tussen beide gevels.

Slide 19 - Question ouverte

Het Paleis op de Dam is in de zeventiende eeuw gebouwd
als stadhuis en had dus een andere functie dan het paleis
in Versailles. Toch werd voor beide gebouwen de strenge
classicistische barok gekozen. Leg uit waarom voor het
Stadhuis deze stijl werd gekozen

Slide 20 - Question ouverte

Versailles had de functie van paleis. Het Amsterdamse stadhuis
had destijds een publieke functie, maar kreeg toch het karakter
van een paleis.
Breng dit gegeven in verband met de economische en politieke
betekenis van Amsterdam in de zeventiende eeuw.

Slide 21 - Question ouverte

De architect Jacob van Campen ontwierp ook het Mauritshuis en het huis van Constantijn Huygens. Deze architectuur wordt wel gekenschetst als‘Hollands classicisme’ of ‘classicistische barok’. Deze benaming wijst erop dat de architectuur in de Nederlanden zich in de zeventiende eeuw onderscheidt van de meer uitbundige vorm van barok die Zuid-Europa de boventoon voert.
Leg uit waarom deze meer dynamische zeventiende-eeuwse barok in de Nederlanden nagenoeg ontbreekt.

Slide 22 - Question ouverte

Hiernaast zie je het schilderij De Rederijkers (1655) van Jan Steen.
Het stelt de leden van de rederijkerskamer 'de Egelantier' voor. In het
schilderij wordt een belangrijke bezigheid van het gezelschap verbeeld.

Noem deze bezigheid van de rederijkers en geef aan hoe Steen ernaar
verwijst in dit schilderij.

Slide 23 - Question ouverte

Oefenen met examenvragen

Slide 24 - Diapositive

In de zeventiende eeuw beleefde de Republiek der Nederlanden een tijd van grote welvaart. Het was ook een eeuw waarin vrouwen een opvallende plaats wisten te verwerven in de samenleving. Buitenlandse reizigers die onze steden bezochten, verbaasden zich over de bazigheid en de grote bedrijvigheid van de Hollandse vrouwen.

Geef aan hoe de Republiek der Nederlanden haar welvaart had verworven. Geef daarna een verklaring voor de grote bedrijvigheid van vrouwen.

Slide 25 - Question ouverte

Slide 26 - Diapositive

Vrouwen namen ook hun verantwoordelijkheid in het openbare leven. Zij voerden bijvoorbeeld het bewind over liefdadigheidsinstellingen. Op de afbeelding zie je regentessen aan de bestuurstafel van een tehuis voor armen, zieken en krankzinnigen. De regentessen kwamen uit de betere burgerkringen, hadden een hoge maatschappelijke status en veel aanzien.
Geef twee manieren waarop de voorstelling het aanzien van deze regentessen bevestigt.

Slide 27 - Question ouverte

Lees de volgende tekst, behorend bij de volgende vraag:
Amsterdam werd vanaf het midden van de zestiende eeuw een belangrijke stapelmarkt waar
een grote variëteit aan producten werd opgeslagen, bewerkt en verkocht. Om deze handel
heen groeiden de cartografie en bedrijfstakken als drukkerijen en bank- en
verzekeringswezen. Amsterdam groeide uit tot de grootste stad van Holland. Door kaarten
uit de zestiende eeuw, zoals die op afbeelding 1, kunnen we ons een beeld vormen van de
stad. Het IJ was nog een zeearm, met daarin een haven die in verbinding stond met het
Damrak. De zeeschepen konden de stad binnenvaren tot de huidige Dam. De Dam was
bebouwd met huisjes en het voormalige raadhuis.

Slide 28 - Diapositive

De noordelijke Nederlanden ontwikkelden zich aan het einde van de zestiende eeuw, begin
zeventiende eeuw tot het belangrijkste handelsknooppunt van Europa. Amsterdam maakte
als handelscentrum een enorme groei door.
Geef twee redenen waarom de stad Amsterdam zo’n grote rol kon gaan spelen op het gebied
van de wereldhandel.

Slide 29 - Question ouverte

In 1640 besloten de bestuurders van Amsterdam tot het bouwen van een geheel nieuw en
majestueus stadhuis. Op de afbeelding hierboen zie je een gedeelte van de Burgerzaal van het
stadhuis. Helemaal links zie je het beeldhouwwerk boven de deur. De afbeelding rechts is een opname van de vloer van de Burgerzaal. De Burgerzaal heeft een bewust gekozen decoratieprogramma dat als onderwerp heeft: de ordening van de
kosmos.

Slide 30 - Diapositive

Het decoratieprogramma van de Burgerzaal laat duidelijk zien wat de ambities waren van
het stadsbestuur.
Noem één van die ambities. Leg aan de hand van de afbeelding hiervoor uit hoe deze ambitie
daarin te zien is.

Slide 31 - Question ouverte

In de Gouden Eeuw specialiseerden beeldend kunstenaars zich meestal in één genre en
probeerden daarin uit te blinken. Zo zie je op de afbeelding  een zeegezicht van Hendrick
Cornelisz Vroom. Op dit schilderij wordt de terugkeer getoond van de tweede expeditie
naar Oost-Indië in 1599. Deze tocht was in zakelijk opzicht een groot succes. Vroom is een
van de eerste specialisten in het genre van het zeegezicht. In dit zeegezicht beeldt hij een
historische gebeurtenis uit.

Slide 32 - Diapositive

Leg aan de hand van twee aspecten van de voorstelling uit op welke manier Vroom deze
succesvolle historische gebeurtenis heeft verbeeld.

Slide 33 - Question ouverte

Er waren ook schilders die zich specialiseerden in het maken van groepsportretten. Meestal
laten deze portretten meer dan alleen gelijkenis zien: ze vertellen ook iets over de
afgebeelde personen aan de hand van de kleding, houding en attributen. Op de afbeelding
zie je een groepsportret van de VOC-bestuurders van de Kamer van Hoorn, geschilderd
door Johan de Baen in 1682. 

Slide 34 - Diapositive

Beschrijf aan de hand van de kleding, houding en attributen wat dit groepsportret vertelt
over de hier afgebeelde personen.


Slide 35 - Question ouverte

De architect Jacob van Campen ontwierp de eerste stenen schouwburg van Amsterdam. Dit nieuwe theater moest het houten gebouw van de Nederduitse Academie vervangen. Zijn ontwerp was naar voorbeeld van het Teatro Olimpico in Vicenza (een ontwerp uit 1585 van de beroemde renaissance-architect Andrea Palladio). Van Campens theater oogde als een symmetrische architectonische eenheid.
Het Oudemannenhuis en het Weeshuis deelden de kosten voor de bouw en ontvingen ook de opbrengsten van de voorstellingen. In 1637 werd de Amsterdamse schouwburg geopend met een speciaal voor de gelegenheid
geschreven toneelstuk Gijsbreght van Aemstel van Joost van den Vondel.

Slide 36 - Diapositive


Door de opbloei van het culturele leven ontstond er in Amsterdam in de
zeventiende eeuw de behoefte aan een permanent theatergebouw. Toen dit
gebouw eind 1637 voltooid werd, waren de Amsterdamse burgers trots op hun
nieuwe schouwburg.
Geef aan de hand van de tekst op de vorige slide een verklaring voor
deze trots


Slide 37 - Question ouverte

Gijsbreght van Aemstel
De oorspronkelijke titel van het toneelstuk is Gysbregt van Aemstel, d'ondergang van zijn stad en zijn ballingschap. Treurspel 

Vondel baseerde het stuk op een historische gebeurtenis, de verwoesting van (het toen nog katholieke) Amsterdam rond 1300. Een groep edelen nam toen wraak op de Amsterdamse edelman Gijsbreght van Aemstel voor de moord op hun heer, graaf Floris V. Gijsbreght was volgens hen een van de hoofdschuldigen.

Daarnaast liet Vondel zich inspireren door de klassieke mythe over de belegering van de stad Troje. Volgens deze klassieke mythe lukte het de Grieken niet om Troje door belegering te veroveren. De Grieken bouwden daarom een reusachtig houten paard waarin soldaten zich verstopten. Dit paard
werd 's avonds voor de poort van Troje achtergelaten, in de hoop dat de Trojanen het 's nachts binnen hun stadsmuren 
 
Daarmee was de verovering van Troje een feit.
Het stuk van Vondel speelt op de dag en de nacht voor Kerstmis. Omdat de
belegering van de stad Amsterdam niets oplevert, heeft de vijand een list
verzonnen. De troepen trekken zogenaamd weg en laten een schip voor de
stadswal achter, zo te zien vol met hout. Een spion haalt Gijsbreght over het
schip naar binnen te laten varen – in de winterkou is het hout welkom. Terwijl
iedereen in de kerk de kerstnacht viert, komen er uit het schip echter soldaten
tevoorschijn die de stadspoorten openen. Met veel geweld wordt de stad
ingenomen, waarbij leden van het geslacht Van Aemstel bruut worden vermoord.
HA-1029-a-12-1-b 3 lees verder ►►►
Aanvoerder Gijsbreght wil zich doodvechten ondanks de protesten van zijn
vrouw Badeloch. Uiteindelijk gaat hij toch in ballingschap met zijn gezin en een
groep Amsterdammers, omdat de aartsengel Rafaël dat namens God beveelt.
Rafaël voorspelt aan het slot van het stuk dat Amsterdam zal herrijzen als een
machtige stad.
zouden slepen. De Trojanen trapten in de list, ze haalden het paard de stad in. Later die nacht kwamen de Griekse soldaten tevoorschijn om de poort voor hun kompanen te openen.
Daarmee was de verovering van Troje een feit.

Het stuk van Vondel speelt op de dag en de nacht voor Kerstmis. Omdat de belegering van de stad Amsterdam niets oplevert, heeft de vijand een list verzonnen. De troepen trekken zogenaamd weg en laten een schip voor de
stadswal achter, zo te zien vol met hout. Een spion haalt Gijsbreght over het schip naar binnen te laten varen – in de winterkou is het hout welkom. Terwijl iedereen in de kerk de kerstnacht viert, komen er uit het schip echter soldaten
tevoorschijn die de stadspoorten openen. Met veel geweld wordt de stad ingenomen, waarbij leden van het geslacht Van Aemstel bruut worden vermoord. 

Slide 38 - Diapositive

Voor de opening van de nieuwe schouwburg schreef Joost van den Vondel de
Gijsbreght van Aemstel. Vondel presenteerde zich met dit toneelstuk als een
geleerd kunstenaar. Hij verwerkte verschillende bronnen in de G

Slide 39 - Question ouverte

Het verhaal van de Gijsbreght van Aemstel speelt zich af rond 1300. Amsterdam
was toen nauwelijks meer dan een gehucht met ongeveer duizend inwoners.
Vondel doet in zijn toneelstuk echter of Amsterdam dan al de grote stad uit de
zeventiende eeuw is.
Geef een verklaring voor deze ingreep van Vondel.

Slide 40 - Question ouverte

Het verhaal van de Gijsbreght van Aemstel speelt zich af rond 1300. Amsterdam
was toen nauwelijks meer dan een gehucht met ongeveer duizend inwoners.
Vondel doet in zijn toneelstuk echter of Amsterdam dan al de grote stad uit de
zeventiende eeuw is.
Geef een verklaring voor deze ingreep van Vondel.

Slide 41 - Question ouverte