lj2 Week 2 DT4

Week 2

Deeltaak 4
2018-2019



1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 70 min

Éléments de cette leçon

Week 2

Deeltaak 4
2018-2019



Slide 1 - Diapositive

Programma
  • Stillezen
  • Terugblik week 1
  • Toets DT3 bespreken
  • Instructie les 2
  • Zelfstandig werken

Slide 2 - Diapositive

Lezen -15 min
In stilte lezen in je boek.​   
timer
15:00

Slide 3 - Diapositive

Terugblik les 1
Fictie: begrippen
Mondeling

Slide 4 - Diapositive

Toets bespreken
Opdracht: vergelijk jouw antwoorden met het antwoordmodel. Wat ging goed/kon beter? ​

Heeft het een positief effect gehad: je huiswerk maken en aftekenen? ​
timer
20:00

Slide 5 - Diapositive

Leerdoelen deze les
  • Je weet aan het einde van de les wat de regels voor werkwoordspelling zijn.​
  • Je weet wanneer je een puntkomma moet gebruiken.​
  • Hoe je een citaat moet weergeven.

Slide 6 - Diapositive

Opfrissen
De persoonsvorm: TT en VT

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

De kaars ……… (branden tt) de hele avond.​

Slide 9 - Question ouverte

De lantaarnpaal …….. (branden vt) gisteren niet.​

Slide 10 - Question ouverte

De schilder …….. (verven vt) de muur.​

Slide 11 - Question ouverte

Hij …….. (verhuizen tt) volgend jaar naar Doetinchem.​

Slide 12 - Question ouverte

Ik ……. (sprinten vt) gisteren naar de trein.​

Slide 13 - Question ouverte

Theorie: twee persoonsvormen in 1 zin​

Lees de theorie op blz. 155 
Maak eventueel aantekeningen in je schrift
timer
4:00

Slide 14 - Diapositive

De pv's?
Terwijl hij naar school liep, dacht hij na over zijn huiswerk.


Slide 15 - Diapositive

Twee pv's in één zin:
Als je de zin in een andere tijd zet, weet je altijd of er meer dan een persoonsvorm in de zin staat. ​

Als twee pv’s naast elkaar staan, komt er altijd een komma.

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Brian …..... (zijn) bang voor slangen, maar …............(durven) toch een slang te aaien. ​

Slide 18 - Question ouverte

Gisteren ....... (zien) onze buurvrouw dat twee kwajongens onze bloemen …........(vernielen). ​

Slide 19 - Question ouverte

Balotelli ….............. (ontvangen) nu een rode kaart, omdat hij een grove overtreding …...............(maken). ​

Slide 20 - Question ouverte

Theorie: puntkomma en citaat​
Lees voor jezelf de theorie op blz 153​

Maak eventueel aantekeningen in je schrift​
timer
4:00

Slide 21 - Diapositive

Puntkomma: Bij lange opsommingen  en als je twee zinnen wil samenvoegen die sterk samenhangen
We moesten overal lang wachten; vooral de wachtrij van de Vliegende Hollander was lang.

Citaat: Je geeft iemands woorden letterlijk weer = directe rede.
Anton zei: ‘Morgen heb ik weer een wedstrijd.’​
‘Morgen heb ik weer een wedstijd,’ zei Anton​.
Indirecte rede: niet letterlijk weergeven> Anton zei dat hij morgen een wedstrijd had

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

Een puntkomma gebruik je......
A
bij een opsomming
B
bij een gedachte
C
bij het begin van een zin
D
om twee zinnen te verbinden

Slide 24 - Quiz

Jan vertelde: ´Ik heb mijn buurman uit het kanaal gered.´
A
dit is een citaat
B
dit is geen citaat
C
de leestekens kloppen niet
D
dit is een uitdrukking

Slide 25 - Quiz

Staat deze zin in de directe of indirecte rede?

Mevrouw Barneveld zei: "let eens op".
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 26 - Quiz

Waar komt de puntkomma?

Zij heeft een nieuw kapsel het staat haar heel goed.
A
Na "kapsel"
B
Na "het"
C
Na "haar"
D
Na "heel"

Slide 27 - Quiz

Zelfstandig werken
Spelling hoofdstuk 4 blz. 153 t/m 156​
Opdracht: 1,3,8, 9, 10​

Slide 28 - Diapositive

Even terugkijken!​
Hoe is er gewerkt?​

Wat ging goed?​

Wat moet beter voor de komende week?​

Slide 29 - Diapositive