Thema 4 Les 3

Nieuws
1 / 50
suivant
Slide 1: Diapositive
BurgerschapMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Nieuws

Slide 1 - Diapositive

Wat heb je de afgelopen week gezien/gehoord in het nieuws?

Slide 2 - Question ouverte

Welke uitspraak past het beste bij jou?

Slide 3 - Diapositive

Een arbeidsovereenkomst beschermt de werknemer
😒🙁😐🙂😃

Slide 4 - Sondage

Een werkgever is niet verplicht om een arbeidsovereenkomst op te stellen voor een werknemer
😒🙁😐🙂😃

Slide 5 - Sondage

Een arbeidsovereenkomst staan er afspraken die belangrijk zijn voor zowel de werkgever als werknemer
😒🙁😐🙂😃

Slide 6 - Sondage

Hiernaast zie je de leerdoelen van Les 3: Arbeidsovereenkomst
Neem dus de leerdoelen goed door, omdat de leerdoelen je voorbereiden op de toets!
Leerdoelen: 


  • Je kunt twee arbeidsvoorwaarden noemen.
  • Je leert welke regels er gelden voor ontslag.
  • Je leert wat het verschil tussen nettoloon en brutoloon.
  • Je leert wat een bedrijfsarts is en kunt twee voorbeelden noemen van beroepsziekten.
  • Je leert welke uitkeringen er zijn voor mensen die geen werk hebben.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Arbeidsovereenkomst

Slide 9 - Carte mentale

Arbeidsovereenkomst
arbeidsvoorwaarden: afspraken die je maakt met je nieuwe werkgever over loon en reiskostenvergoeding

arbeidsovereenkomst: een document/contract waarin de afspraken tussen jou en je werkgever staan beschreven

Slide 10 - Diapositive

Noem twee arbeidsvoorwaarden?

Slide 11 - Question ouverte

Bepaalde of onbepaalde tijd
bepaalde tijd: een tijdelijk arbeidsovereenkomst, waarbij je in dienst bent tot de datum die in je contract staat beschreven

onbepaalde tijd: een vaste arbeidsovereenkomst/contract hebben, waarbij er geen einddatum in je contract staat beschreven. 

Slide 12 - Diapositive

Noem een voordeel en een nadeel op van het hebben van een
onbepaalde tijd contract

Slide 13 - Question ouverte

Noem een voordeel en een nadeel op van het hebben van een bepaalde tijd contract

Slide 14 - Question ouverte

Voorbeeld van een arbeidsovereenkomst

Slide 15 - Diapositive

Belangrijke onderwerpen om vast te leggen in het contract
  • Werktijden
  • Vakantiedagen
  • Ziek melden
  • Loon
  • Pauzetijden

Slide 16 - Diapositive

Wat staat er in een arbeidsovereenkomst?
A
De afspraken tussen jou en je werkgever
B
Met wie je gaat werken
C
Op welke manier je gaat werken
D
Hoeveel koffie Je mag drinken

Slide 17 - Quiz

Maak de zin af.
In je contract...
A
staan afspraken waar de werknemer en werkgever zich aan moeten houden
B
staat welke opleidingen je hebt gedaan en welke werkervaring je hebt
C
staat hoeveel loon jouw werkgever jou tenminste moet betalen
D
staan afspraken waar alleen de werknemer zich aan moet houden

Slide 18 - Quiz

Arbeidsovereenkomst
Arbeidsvoorwaarden
Bepaalde tijd
Onbepaalde tijd
Een document waarin afspraken tussen een werknemer en werkgever staan.
De afspraken tussen een werknemer en werkgever.
Tijdelijke arbeidsovereenkomst
Vast contact (contract zonder einddatum)

Slide 19 - Question de remorquage

Wanneer mag een werkgever iemand ontslaan?

Slide 20 - Question ouverte

Wat betekent de opzegtermijn van één maand?

Slide 21 - Question ouverte

Ontslag
Een arbeidsovereenkomst kan niet zomaar worden opgezegd. Dat betekent dat je werkgever je niet zonder reden mag ontslaan. 

Slide 22 - Diapositive

Wat is een geldige reden voor ontslag?
A
Koffie drinken
B
Kletsen met klanten
C
Stelen
D
1 keer te laat komen

Slide 23 - Quiz

Welke redenen gelden voor ontslag?

Slide 24 - Carte mentale

Wel of niet ontslaan?

Slide 25 - Diapositive

Situatie 1
Yteke werkt in een tuincentrum. Ze maakt tijdens de lunch vaak racistische grappen
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Sondage

Situatie 2
Lianne werkt in een callcenter. Ze is een keer high op haar werk verschenen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Sondage

Loon
In je contract staat hoeveel geld je verdient. 
Het geld dat je per maand verdient met werken, noem je loon.

Jouw werkgever moet jou tenminste het minimumloon betalen.
De hoogte van het minimumloon hangt af van je leeftijd.

Slide 28 - Diapositive

Wat wordt met je loon bedoeld?
A
je werktijden bij het bedrijf waar je werkt
B
het geld dat je ten minste moet verdienen
C
het geld dat je verdient met werken
D
de afspraken tussen jou en je werkgever

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Diapositive

Welke zin past bij deze afbeelding? (vorige dia)
A
hoe ouder je bent, hoe minder loon je krijgt
B
de hoogte van het minimumloon hangt af van je leeftijd
C
in je contract staat hoeveel geld je verdient
D
alle werknemers krijgen hetzelfde loon

Slide 31 - Quiz

Welke zin is juist?
Het minimumloon is...
A
het loon dat je krijgt als je gaat stage lopen
B
het loon dat jouw werkgever jou ten minste moet betalen
C
de belasting die van je loon wordt afgetrokken
D
het loon dat een werkgever verdient

Slide 32 - Quiz

Bruto en nettoloon
Brutoloon = het salaris dat je verdient
Nettoloon = het salaris dat je op je rekening krijgt gestort

Brutoloon - loonheffing = nettoloon

Op de volgende dia een voorbeeld hoe 
dat op een salarisstrook eruit ziet.

Slide 33 - Diapositive

Loonheffing
Dit is de verzamelnaam voor: loonbelasting en premievolksverzekeringen

Loonheffingskorting = als je werkt heb je recht op korting op je belasting. Je vraagt deze korting aan bij je werkgever. Hij betaalt minder belasting en jij krijgt meer loon. 


Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Waarom is het bedrag dat bij de loonstrook van de werknemer anders staat dan het bedrag dat op zijn rekening wordt gestort?

Slide 36 - Question ouverte

Voorbeelden van uitkeringen
WW (Werkloosheidswet) - als je je baan verliest
WIA - als je door ziekte al langer dan twee jaar niet (volledig) kunt werken
AOW (Algemene Ouderdomswet) - als je de pensioenleeftijd hebt bereikt
Wajong -  als je op jonge leeftijd een ziekte of handicap hebt gekregen

Slide 37 - Diapositive

Wie regelt de uitkeringen?
De UWV
Zij bepalen of iemand recht heeft op een uitkering: 
  • Ziekte
  • Arbeidsongeschiktheid 
  • Ontslag
  • Maar: Sollicitatieplicht

Slide 38 - Diapositive

Waar moet je een uitkering aanvragen?
A
bij de gemeente
B
bij de sociale dienst
C
bij het UWV
D
bij je werk

Slide 39 - Quiz

Beroepsziekten
ziekten die ontstaan door te veel werken of onveilig werken

bv. stress, burn-out, slaapstoornissen, enz.

Slide 40 - Diapositive

Bedrijfsarts
een arts die werknemers begeleidt als ze langdurig ziek zijn. De bedrijfsarts helpt je om weer goed aan het werk te kunnen

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Vidéo

Je komt in aanraking met een bedrijfsarts als je..
A
langdurig ziek bent op je werk
B
een weekje ziek bent op je werk

Slide 43 - Quiz

Aan de slag met je werkboek!
Les 3: Arbeidsovereenkomst
Boek kies 2 -> Blz. 136 t/m 142

Slide 44 - Diapositive

Hiernaast zie je de leerdoelen van Les 3: Arbeidsovereenkomst
Neem dus de leerdoelen goed door, omdat de leerdoelen je voorbereiden op de toets!
Leerdoelen: 


  • Je kunt twee arbeidsvoorwaarden noemen.
  • Je leert welke regels er gelden voor ontslag.
  • Je leert wat het verschil tussen nettoloon en brutoloon.
  • Je leert wat een bedrijfsarts is en kunt twee voorbeelden noemen van beroepsziekten.
  • Je leert welke uitkeringen er zijn voor mensen die geen werk hebben.

Slide 45 - Diapositive

Terugblik 
Wat heb je vandaag geleerd?
Wat is er behandeld vandaag?
Wat neem je voor de volgende les?

Slide 46 - Diapositive

Noem drie dingen die je vandaag hebt geleerd

Slide 47 - Question ouverte

Wat neem je voor de volgende les mee?

Slide 48 - Question ouverte

Presentie
Klaar? Controleer of je alles hebt ingevuld. Het is de bedoeling dat je de lessen serieus maakt, omdat het telt voor je presentie (aanwezigheid)!

Slide 49 - Diapositive

Bedankt voor...
Jullie aandacht
Bijdrage
Inzet
Tot volgende week!

Slide 50 - Diapositive