oefentoets H4 de start van een eigen bedrijf
1 / 10
La durée de la leçon est: 30 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Op een balans staan ...
A
de omzet winst en kosten van een bedrijf
B
de bezittingen en schulden van een bedrijf
C
de bezitting, schulden en eigen vermogen van een bedrijf
D
de opbrengsten en kosten van een bedrijf
Slide 2 - Quiz
De prijs is 83,49 euro inclusief 21% BTW
Bereken de prijs in euro's exclusief BTW
Bereken de prijs in euro's exclusief BTW
Slide 3 - Question ouverte
Ik verkoop 350 frikandelboordjes voor 1,95 euro.
De inkoopwaarde per broodje is 1,10 euro.
De bedrijfskosten zijn 50 euro.
Bereken de netto winst.
De inkoopwaarde per broodje is 1,10 euro.
De bedrijfskosten zijn 50 euro.
Bereken de netto winst.
Slide 4 - Question ouverte
Waar hoort de ijsmachine
(inventaris) bij?
(inventaris) bij?
A
Vaste activa
B
Vlottende activa
C
Liquide middelen
D
Geen van deze drie
Slide 5 - Quiz
Waar vallen debiteuren onder?
A
Vaste activa
B
Vlottende activa
C
Liquide middelen
D
Geen van deze drie
Slide 6 - Quiz
Waar vallen crediteuren onder?
A
Eigen vermogen
B
Vreemd vermogen lang
C
Vreemd vermogen kort
D
Geen van deze drie
Slide 7 - Quiz
De huurkosten bedragen €500 euro per maand
Waar vallen deze kosten onder?
Waar vallen deze kosten onder?
A
op de balans
B
op de resultatenrekening
C
beide
Slide 8 - Quiz
Bereken het eigenvermogen
Slide 9 - Question ouverte
waar gaat de winst of het verlies naartoe vanuit de resultatenrekening?
