Wat is het?
Een anagram is een woord of zin waarvan de letters opnieuw gerangschikt worden om een ander woord of een andere zin te vormen. Met behulp van een sleepvraag, quizvraag of een gewone slide met versleepbare componenten, kan je met anagrammen je leerlingen op zoek laten gaan naar die begrippen of vervoegingen waar jij de aandacht op wilt vestigen.
Door anagrammen te gebruiken, stimuleer je taalinzicht, creatief denken en probleemoplossend vermogen. Leerlingen moeten de structuur van woorden analyseren, verbanden leggen en patronen herkennen. Dit is niet alleen nuttig bij taalvakken, maar ook bij vakken zoals geschiedenis, biologie of economie, waar vaktermen beter beklijven door ze spelenderwijs te verwerken. Voeg je er dan ook nog een spelelement aan toe (een timer, puntentelling, een mol in de klas of schaarste in de antwoorden), dan zorg je voor nóg meer betrokkenheid en motivatie in de klas.
Hoe maak je het?
Je kan een anagram op diverse manier creëren. Van eenvoudig tot een ingewikkelde variant. De voorbeelden in deze les zijn oplopend in moeilijkheidsgraad.
- Quizvraag: De eenvoudigste vorm is de quizvraag. Plaats een anagram als vraag en laat de leerling het juiste antwoord geven. In ons voorbeeld hebben we van de antwoorden anagrammen gemaakt. Dit vraagt meer inzicht van de leerlingen en toont aan of ze Franse vervoegingen kennen en begrijpen.
- Slide met spinner: Door de namen van je leerlingen als anagram in de spinner te plaatsen, schud je de leerlingen weer even wakker! Wát staat daar? Wíe is aan de beurt? Uiteraard kan je hier tal van varianten van maken.
- Een open vraag met hotspots: Maak van het onderwerp van je les een viertal anagrammen, Oplopend in moeilijkheidsgraad. Welke leerlingen ontcijferen als eerste jouw onderwerp? Een lesopening die leerlingen uitdaagt op hun voorkennis.
- Een slide met versleepbare componenten: Met versleepbare hotspots kan je anagrammen inzetten om, zoals in ons voorbeeld, leerlingen te laten kiezen met welk materiaal ze gaan werken. Maar stel eens de vraag wie heeft een van deze natuurverschijnselen in het echt gezien? Met versleepbare hotspots kunnen leerlingen na oplossen van de puzzel aangeven of ze het wel of niet gezien hebben. Maar ook met rekenen is deze vorm in te zetten. Hebben de leerlingen een anagram opgelost? Dan weten ze of ze met de gegeven getallen moeten optellen, aftrekken of vermenigvuldigen.
- Sleepvraag: Met een sleepvraag kan je eindeloos variëren, maar deze slides vragen altijd net wat meer aandacht om te maken. De voorbeelden in deze les geven een goed beeld van de verschillende vormen waarop je een anagram in jouw les kan inzetten.
Tip: Om ervoor te zorgen dat sleepdoelen niet zichtbaar zijn op je slide (zoals in deze werkvorm op de kaart van Europa), zet je bij het sleepdoel het vinkje bij 'Toon het sleepdoel-icoon en rode rand' uit. Zo gauw je in de presenteermodus bent, zullen de sleepdoelen niet meer zichtbaar zijn.
Hoe zet je het in?
Je kunt anagrammen op verschillende momenten in je les gebruiken:
- Als startactiviteit – Laat leerlingen een anagram oplossen om hun brein op gang te brengen. Ze zullen hun voorkennis van het onderwerp moeten inzetten om het gezochte woord te herkennen.
- Tijdens de uitleg – Laat leerlingen raden naar nieuwe begrippen. "Hoe zou een scheefgetrokken rechthoek heten?" De variaties die uit het anagram gehaald worden door de leerlingen, zullen lachwekkend zijn, maar tegelijkertijd vraagt het oplossen van de leerlingen associatief en logisch nadenken.
- Als afsluiting – Test wat ze onthouden hebben door sleutelbegrippen te verstoppen in anagrammen. Of vraag leerlingen van de begrippen die zij onthouden hebben uit deze les een anagram te maken. Kunnen hun klasgenoten, of kan jij, de anagrammen oplossen?
Zo zie je dat je met anagrammen leerlingen niet 'alleen maar' laat puzzelen, maar je biedt ze er een veel diepere leerervaring mee. Zonder het antwoord direct te geven, worden ze op weg geholpen. Dus:
Leve ziepler tem zeed krovwerm!
In deze les vind je voorbeelden van anagrammen voor de vakken Nederlands, Frans, wiskunde, biologie, aardrijkskunde en tekenen.