Introductieles: keuken lj 3 Z&W bb/kb

Introductie keuken Z&W
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Introductie keuken Z&W

Slide 1 - Diapositive

Veiligheid en hygiëne in de keuken
-Afspraken
-Veiligheid (sfeer/ samenwerking/  (geen ruimte voor grapjes ivm waarborgen veiligheid!!!)
-Hoe ziet een kookles eruit? 
-Examen (wat je leert kan in je examen terug komen)

Slide 2 - Diapositive

Regels in de keuken 

Slide 3 - Diapositive

Kleding en hygiëne
- Nagels moeten schoon en kort zijn 
- Stevige en platte schoenen dragen
- Goede persoonlijke hygiëne 

Het contact met voedingswaren/eten is verboden bij: 
- Ernstige huidaandoeningen, open wonden. 
- Zware aandoeningen van de ademhalingswegen (verkoudheid);
- Ernstige aandoeningen van het spijsverteringsstelsel (diarree).

Slide 4 - Diapositive

Kleding en hygiëne 
Kleding en hygiëne
  1. Trek een schort aan 
  2. Lang haar vast
  3. Sieraden af en handen wassen 
  4. Handen afdrogen met een handdoek

Slide 5 - Diapositive

Voor ik ga koken moet ik:
A
haren vast/haar netje dragen en handen wassen
B
Schort aan, haren vast/haar netje dragen en handen wassen
C
Alleen handen wassen als ik iets maak wat niet warm wordt
D
Niets, ik kan meteen beginnen

Slide 6 - Quiz

Handhygiene

Slide 7 - Diapositive

Voor het handen wassen, doe ik mijn sieraden af?

Slide 8 - Sondage

Waarom je handen wassen
  • Regelmatig en op de juiste manier handen wassen kan veel infecties voorkomen

  • De hele dag door kom je met bacteriën, virussen en andere ziekteverwekkers in aanraking

  • Via je handen kunnen deze op het voedsel terechtkomen en zo besmetting veroorzaken  

Slide 9 - Diapositive

Momenten van handen wassen (ook algemeen)
Het is aan te raden de handen te wassen:
  • Voor het klaarmaken van voedsel en voor het eten
  • Na contact met rauw vlees, vis en gevogelte en na contact met rauwe groente
  • Na contact met rauwe eieren, bijvoorbeeld bij het breken van eieren
  • Na hoesten of niezen, zeker bij het koken
  • Na gebruik van toilet
  • Na contact met de afvalbak
  • Na contact met (huis)dieren

Voor kinderen is het belangrijk dat ze ook hun handen wassen na het (buiten) spelen

Slide 10 - Diapositive

Gebruik materialen 
en de werkplek
Vaatdoekje: 
Schoonmaken keukenblad en gasfornuis  

Theedoek: 
Afwas mee afdrogen 

Handdoek: 
Afdrogen handen 

De werkplek en de vloer:
Schoonhouden tijdens het koken.
Vaatdoekje werkplek
Theedoek
afwas
Handdoek
handen afdrogen

Slide 11 - Diapositive

Tijdens het koken
Aanrecht - werkplek:
Schoonhouden met het vaatdoekje of papier

Afval: Direct in het afvalbakje

Lepels / vorken / spatels:
Niet op het aanrecht maar bijv. op een bord

Klaargemaakte ingrediënten:
Op een bord/schaaltje (niet op het aanrecht).
               DE WERKPLEK BLIJFT SCHOON
Rauw vlees altijd met gescheiden materiaal bereiden: 
Aparte snijplank en aparte messen etc.
Pasop voor kruisbesmetting

Slide 12 - Diapositive


Wat is waar?
A
vaatdoekje om de handen mee af te drogen
B
vaatdoekje om de afwas mee af te drogen
C
vaatdoekje om de werkplek mee schoon te houden
D
vaatdoekje om een pan mee leeg te vegen

Slide 13 - Quiz

Een afwasbak gebruik je om.....
A
schone spullen in te verzamelen
B
ingrediënten in te bewaren
C
ingrediënten in af te wassen
D
materiaal af te wassen, vul met warm water en afwasmiddel

Slide 14 - Quiz

Je hebt gegeten.
Er liggen nog wat kleine etensresten op je bord. Wat doe je daarmee?
A
Die gaan met je bord, in het afwaswater
B
Die spoel je eraf met water, ze komen in de gootsteen
C
Die veeg je eraf, op het aanrecht
D
Die haal je eraf, je doet ze in het afvalbakje/de afvalbak

Slide 15 - Quiz

Wat doe je met een afdruiprek?
A
als je de afwas hebt afgedroogd, zet je hier alles op
B
als je hebt afgewassen, zet je de natte afwas hierop, dan kan dat uitlekken
C
de vuile afwas zet je hierop, dan pak je het eraf om te gaan afwassen
D
deze wordt gebruikt om alles netjes op te ruimen.

Slide 16 - Quiz


Met het vaatdoekje
A
veeg je etensresten in de gootsteen
B
veeg je etensresten op je hand of bijv. een bord, daarna gooi je ze weg
C
veeg je etensresten op de vloer
D
droog je de afwas af

Slide 17 - Quiz

Afvalbakje
aanwezig op de werkplek
want......
afvalbakje
A
daar kunnen de smerige messen en vorken in
B
resten van ingrediënten doe je hier in. Je houdt de werkplek schoon

Slide 18 - Quiz

Wat is waar?

A
Je wast je handen met alleen water en je droogt ze af met een handdoek
B
Je wast je handen met alleen water en je droogt ze af met een theedoek
C
Je wast je handen met water en zeep, je droogt ze af met een vaatdoekje
D
Je wast je handen met water en zeep, je droogt ze af met een handdoek

Slide 19 - Quiz


Je hebt het afwaswater weggespoeld en de afwasbak opgeruimd.
Wat moet je nog even doen?
A
Het afdekroostertje (voor de afvoer) schoonmaken en terugplaatsen
B
Inderdaad, het is antwoord A Je mag niet vergeten dat te doen Klik op A!

Slide 20 - Quiz

Je hebt gegeten. Van al het materiaal zijn de etensresten verwijderd.
Wat doe je voordat je gaat afwassen met materiaal dat nog behoorlijk smerig is?

A
niets, dat materiaal was je als laatste af
B
met afwasmiddel 'insmeren'
C
afspoelen met lauw water, je gebruikt eventueel de afwasborstel
D
met afwasmiddel afwassen en daarna, als je gaat afwassen, dat materiaal nog een keer afwassen

Slide 21 - Quiz

Zoek en gij zult vinden...
-De docent maakt groepjes van 2 leerlingen
-Per 2-tal ga je aan een keukenblok staan
-De docent roept een voorwerp en je pakt dat voorwerp
-Je legt dit op het aanrecht . (je mag er niet meer aankomen of stiekem wisselen als de tijd op is!)
-Wie heeft als eerste alle juiste materiaal gevonden?


Slide 22 - Diapositive