Wk 2 C Basisles Handhygiene/ ei koken

Week 2: Werkveld de Thuiszorg
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Week 2: Werkveld de Thuiszorg

Slide 1 - Diapositive

Casus C De thuiszorg

Lesdoel:
- Je weet welke afspraken er zijn in de keuken rondom veiligheid en hygiëne
- Je weet hoe je een ei kookt 

Slide 2 - Diapositive

Veiligheid en hygiëne in de keuken
-Afspraken
-Veiligheid
-Hoe ziet een kookles eruit? 
-Examen (wat je leert kan in je examen terug komen)

Slide 3 - Diapositive

Regels in de keuken 

Slide 4 - Diapositive

Woordweb
Regels in de keuken
- voorbereiding -

Slide 5 - Carte mentale

Kleding en hygiëne
- Nagels moeten schoon en kort zijn 
- Stevige en platte schoenen dragen
- Goede persoonlijke hygiëne 

Het contact met voedingswaren/eten is verboden bij: 
- Ernstige huidaandoeningen, open wonden. 
- Zware aandoeningen van de ademhalingswegen (verkoudheid);
- Ernstige aandoeningen van het spijsverteringsstelsel (diarree).

Slide 6 - Diapositive

Kleding en hygiëne 
Kleding en hygiëne
  1. Trek een schort aan 
  2. Lang haar vast
  3. Sieraden af en handen wassen 
  4. Handen afdrogen met een handdoek

Slide 7 - Diapositive

Volgorde koken
  1. Lees het recept eerst goed door.
  2. Materialen verzamelen volgens het recept.
  3. Zet een prullenbakje klaar op jouw werkplek.
  4. Ingrediënten verzamelen en gebruik hierbij een weegschaal als het nodig is. 
  5. Start koken; lees het recept goed door en voer het stap voor stap uit.
  6. Schoonmaken; wasbakken droog achterlaten en zorg ervoor dat er geen etensresten op de werkbanken liggen.
Volgorde Koken 
  1. Lees het recept eerst goed door.
  2. Materialen verzamelen volgens het recept.
  3. Zet een prullenbakje klaar op jouw werkplek.
  4. Ingrediënten verzamelen en gebruik hierbij een weegschaal als het nodig is. 
  5. Start koken; lees het recept goed door en voer het stap voor stap uit.
  6. Schoonmaken; Afwassen volgens de juiste volgorde, afdrogen, keukens poetsen, wasbakken droog achterlaten.

Slide 8 - Diapositive

Voor ik ga koken moet ik:
A
haren vast/haar netje dragen en handen wassen
B
Schort aan, haren vast/haar netje dragen en handen wassen
C
Alleen handen wassen als ik iets maak wat niet warm wordt
D
Niets, ik kan meteen beginnen

Slide 9 - Quiz

Handhygiene

Slide 10 - Diapositive

Voor het handen wassen, doe ik mijn sieraden af?

Slide 11 - Sondage

Waarom je handen wassen
  • Regelmatig en op de juiste manier handen wassen kan veel infecties voorkomen

  • De hele dag door kom je met bacteriën, virussen en andere ziekteverwekkers in aanraking

  • Via je handen kunnen deze op het voedsel terechtkomen en zo besmetting veroorzaken  

Slide 12 - Diapositive

Momenten van handen wassen (ook algemeen)
Het is aan te raden de handen te wassen:
  • Voor het klaarmaken van voedsel en voor het eten
  • Na contact met rauw vlees, vis en gevogelte en na contact met rauwe groente
  • Na contact met rauwe eieren, bijvoorbeeld bij het breken van eieren
  • Na hoesten of niezen, zeker bij het koken
  • Na gebruik van toilet
  • Na contact met de afvalbak
  • Na contact met (huis)dieren

Voor kinderen is het belangrijk dat ze ook hun handen wassen na het (buiten) spelen

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Opdracht handen wassen:
Gebruik onderstaand stappenplan
De beste manier om je handen te wassen is:
  • Was je handen onder stromend water
  • Gebruik hierbij vloeibaar zeep
  • Wrijf de zeep over de hele hand, ook tussen de vingers en onder de nagels
  • Spoel je handen goed af
  • Droog je handen aan een droge, schone handdoek of aan een papieren wegwerphanddoek

Slide 15 - Diapositive

Waarom is handhygiëne bij kinderen en ouderen nog belangrijker?
of voor jou als jij eten maakt voor deze doelgroep?
Welk antwoord is niet correct?
A
Het afweersysteem van ouderen werkt soms minder goed zij kunnen eerder ziek worden
B
Het afweersysteem van kinderen is nog in de groei. Hierdoor worden zij sneller ziek
C
Ziekteverwekkers worden via handen verspreid
D
Het maakt niet zo veel uit. Virussen gaan niet weg bij handen wassen.

Slide 16 - Quiz

Voordat we gaan koken eerst jouw kennis checken!

Slide 17 - Diapositive

Gebruik materialen 
en de werkplek
Vaatdoekje: 
Schoonmaken keukenblad en gasfornuis  

Theedoek: 
Afwas mee afdrogen 

Handdoek: 
Afdrogen handen 

De werkplek en de vloer:
Schoonhouden tijdens het koken.
Vaatdoekje werkplek
Theedoek
afwas
Handdoek
Handdoek
handen afdrogen

Slide 18 - Diapositive

Gebruik van deze materialen
theedoek:
afdrogen afwas
(dun geweven doek)
(klein) vaatdoek:
werkplek - fornuis
schoon
handdoek:
afdrogen handen
(dik geweven doek)
Gebruik een kunsstof spatel
of houten lepel
in de koekenpan/muffinvorm
NIET met een vork of mes of metalen lepel in 
de pan of muffinvorm.

Slide 19 - Diapositive

Tijdens het koken
Aanrecht - werkplek:
Schoonhouden met het vaatdoekje of papier

Afval: Direct in het afvalbakje

Lepels / vorken / spatels:
Niet op het aanrecht maar bijv. op een bord

Klaargemaakte ingrediënten:
Op een bord/schaaltje (niet op het aanrecht).
               DE WERKPLEK BLIJFT SCHOON
Rauw vlees altijd met gescheiden materiaal bereiden: 
Aparte snijplank en aparte messen etc.
Pasop voor kruisbesmetting

Slide 20 - Diapositive

Vlam in de pan
Draai het gas uit
Doe bijv. een deksel op de pan.

Kijk op het plaatje hoe je dat doet. Je beschermt jezelf door het op deze manier te doen!
Beweeg de deksel van je af!

Slide 21 - Diapositive


Wat is waar?
A
vaatdoekje om de handen mee af te drogen
B
vaatdoekje om de afwas mee af te drogen
C
vaatdoekje om de werkplek mee schoon te houden
D
vaatdoekje om een pan mee leeg te vegen

Slide 22 - Quiz

Je ziet hier een afwasbak. Deze gebruik je om.....
A
schone spullen in te verzamelen
B
ingrediënten in te bewaren
C
ingrediënten in af te wassen
D
materiaal af te wassen, vul met warm water en afwasmiddel

Slide 23 - Quiz

Je hebt gegeten.
Er liggen nog wat kleine etensresten op je bord. Wat doe je daarmee?
A
Die gaan met je bord, in het afwaswater
B
Die spoel je eraf met water, ze komen in de gootsteen
C
Die veeg je eraf, op het aanrecht
D
Die haal je eraf, je doet ze in het afvalbakje/de afvalbak

Slide 24 - Quiz

Als ..... 1 dan .... 2

A
(1) je deze gebruikt(2) krijg je zeker een verstopte afvoer
B
(1) je deze gebruikt (2)komen er geen etensresten in de afvoer

Slide 25 - Quiz

Wat doe je met een afdruiprek?
A
als je de afwas hebt afgedroogd, zet je hier alles op
B
als je hebt afgewassen, zet je de natte afwas hierop, dan kan dat uitlekken
C
de vuile afwas zet je hierop, dan pak je het eraf om te gaan afwassen
D
deze wordt gebruikt om alles netjes op te ruimen.

Slide 26 - Quiz


Met het vaatdoekje
A
veeg je etensresten in de gootsteen
B
veeg je etensresten op je hand of bijv. een bord, daarna gooi je ze weg
C
veeg je etensresten op de vloer
D
droog je de afwas af

Slide 27 - Quiz

Afvalbakje
aanwezig op de werkplek
want......
afvalbakje
A
daar kunnen de smerige messen en vorken in
B
resten van ingrediënten doe je hier in. Je houdt de werkplek schoon

Slide 28 - Quiz

Wat is waar?

A
Je wast je handen met alleen water en je droogt ze af met een handdoek
B
Je wast je handen met alleen water en je droogt ze af met een theedoek
C
Je wast je handen met water en zeep, je droogt ze af met een vaatdoekje
D
Je wast je handen met water en zeep, je droogt ze af met een handdoek

Slide 29 - Quiz


Je hebt het afwaswater weggespoeld en de afwasbak opgeruimd.
Wat moet je nog even doen?
A
Het afdekroostertje (voor de afvoer) schoonmaken en terugplaatsen
B
Inderdaad, het is antwoord A Je mag niet vergeten dat te doen Klik op A!

Slide 30 - Quiz

Je hebt gegeten. Van al het materiaal zijn de etensresten verwijderd.
Wat doe je voordat je gaat afwassen met materiaal dat nog behoorlijk smerig is?

A
niets, dat materiaal was je als laatste af
B
met afwasmiddel 'insmeren'
C
afspoelen met lauw water, je gebruikt eventueel de afwaskwast
D
met afwasmiddel afwassen en daarna, als je gaat afwassen, dat materiaal nog een keer afwassen

Slide 31 - Quiz


Vlam in de pan
A
Ik doe het gas uit. Ik doe iets over het vuur. Ik beweeg van mij af zodat het vuur niet naar mij toekomt.
B
Inderdaad, het is antwoord A Doe het op de juiste manier! Klik op A

Slide 32 - Quiz

Wat gaan we vandaag koken? 

Slide 33 - Diapositive

Eitje koken
Belangrijk:
  • Zorg dat je alles klaar hebt liggen voor je beging
  • Lees het recept STAP voor STAP door (sla geen stap over)
  • Lees Lees en leeeeeeeeeeeeeeeeeeeeees goed!

Slide 34 - Diapositive



Soep op basis van een roux

Slide 35 - Diapositive

Afwassen

Slide 36 - Diapositive

Afsluiting les
Wat ging er goed?
Wat ging er minder goed?
Vult het exit ticket in!

Slide 37 - Diapositive