Onderdeel 3 cursus 7 spelling paragraaf 3 leestekens; komma

Onderdeel 3 Cursus 7 spelling paragraaf 3 leestekens: komma
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Onderdeel 3 Cursus 7 spelling paragraaf 3 leestekens: komma

Slide 1 - Diapositive

Start van de les!
Bij de start van de les heb je op tafel:
- Je boek Nieuw Nederlands (blz. 228 -229)
- Je schrift 
- Je pen/etui


timer
1:30

Slide 2 - Diapositive

Wat we doen:
  • Terugblik naar hoofdletters
  • Doelstelling cursus 7 paragraaf 3
  • Uitleg gebruik van komma's
  • Aan de slag! 

Slide 3 - Diapositive

In welk voorbeeld wordt de hoofdletter niet goed gebruikt?
A
Kerstmis
B
Noorden
C
Finland
D
Rudolf

Slide 4 - Quiz

In welk voorbeeld wordt de hoofdletter niet goed gebruikt?


A
Linda de Mol
B
RTL 4
C
Zaterdag
D
Ik hou van Holland

Slide 5 - Quiz

Wanneer gebruiken we een hoofdletter?
A
dagen van de week
B
de maanden van het jaar
C
namen van personen
D
de seizoenen

Slide 6 - Quiz

Wanneer gebruiken we hoofdletters?

Slide 7 - Question ouverte

Doelstellingen:
  • Je leert komma’s op de juiste manier gebruiken.

Slide 8 - Diapositive

Wanneer gebruiken we komma's?

Slide 9 - Question ouverte

Slide 10 - Lien

Leestekens; komma's
Je gebruikt leestekens om een tekst beter leesbaar te maken. Je zet bijvoorbeeld een punt aan het einde van een zin. 

Naast punten, vraagtekens en uitroeptekens zijn er nog meer leestekens, bijvoorbeeld de komma. Met komma’s laat je zien hoe een zin in elkaar zit.

Slide 11 - Diapositive

Zo gebruik je komma's!
  • Zet een komma tussen de delen van een opsomming (behalve voor het woord en).

       Merle bestelde soep, spareribs, een toetje en een glas cola.
'
  • Zet een komma tussen twee persoonsvormen. 
       Als ik morgen nog ziek ben, meld ik me af voor de toets.

  • Zet een komma voor voegwoorden als: omdat, maar, terwijl, zodat, nadat, toen, want, voordat. Let op: bij de voegwoorden en en of gebruik je bijna nooit een komma.
     We gaan met de bus naar school, omdat het regent.
     Ik stuur je via WhatsApp een foto en ik mail jou de andere informatie.






Slide 12 - Diapositive

Aan de slag!
Online:  opdracht 1 t/m 8
Boek: opdracht 1 t/m 6 (blz. 228 en 229)

Niet af? Dan is het huiswerk!

Ben je klaar? Extra oefenen bij docent


timer
20:00

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Schrijf over. Zet leestekens waar dat moet.

Als het pijn doet geef je maar een gil

Slide 15 - Question ouverte

Schrijf over. Zet leestekens waar dat moet.
Levi wil je die bak met pennen potloden en stiften aangeven

Slide 16 - Question ouverte

Schrijf over. Zet leestekens waar dat moet.

Ik blijf vandaag thuis omdat ik schoolziek ben

Slide 17 - Question ouverte

Gebruik de hoofdletters op de juiste manier.

op 5 december rijdt sinterklaas met ozosnel over de daken.

Slide 18 - Question ouverte

Dus....
Wanneer gebruiken een komma?

Slide 19 - Question ouverte

Vond je deze paragraaf moeilijk of makkelijk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Sondage

Waarom vind je dat?

Slide 21 - Question ouverte

Vragen?

Slide 22 - Question ouverte