wk 8: 2021 2022

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

LES 1

Schrijven

• We herhalen de 6 tekstdoelen en  -soorten uit de vorige les.
• We oefenen met het schrijven van een korte informerende tekst.

Welke tekstdoelen weet je nog uit de vorige les?

Tekstdoelen en -soorten

1. informeren - informerende tekst
2. uitleggen - uiteenzettende tekst
3. amuseren - amuserende tekst
4. activeren - activerende tekst
5. mening vormend - beschouwende tekst
6. overtuigen - betogende tekst

Informerende tekst

Jouw klasgenoot weet eigenlijk niet veel van het conflict tussen Oekraïne en Rusland. Jij typt een korte tekst (informerende tekst) over dit onderwerp. Let op: informeer en ga niet te diep in op hoe en wat. Dan ga je immers meer richting een uiteenzettende tekst.  Geef in je tekst antwoord op de volgende vragen: Wie? / Wat? / Waar? / Wanneer? / Hoe? 

Even controleren!

Nu je tekst klaar is, kijken we nog even naar de volgende punten:

1. Staat er een titel boven de tekst?
2. Staat je eigen voor- en achternaam onder de tekst?
3. Heb je op spelling en hoofdletters gelet? 
4. Wie? / Wat? / Waar? / Wanneer? / Hoe? 
5. Is het taalgebruik aangepast op het publiek
    (je eigen leeftijdsgenoten?

Hierna controleert een klasgenoot jouw tekst op bovenstaande punten.

grammatica

• Je leert (herhaalt)welke drie werkwoordsvormen er zijn
• Je weet wat het werkwoordelijk gezegde is (herhaling)

Welke 3 werkwoordsvormen ken je? Denk even terug aan de lessen spelling.

We gaan zo met LessonUp oefenen of je de werkwoordsvormen herkent. Pak alvast je iPad voor je. 

Dat sapje IS bedorven en moet je niet drinken.

1. persoonsvorm
2. voltooid deelwoord
3. infinitief

We hebben allemaal ademloos naar de zanger GELUISTERD.

1. persoonsvorm
2. voltooid deelwoord
3. infinitief

Eindelijk WAS ons doel bereikt.

1. persoonsvorm
2. voltooid deelwoord
3. infinitief

Hij ligt al de hele middag op de bank te SLAPEN.

1. persoonsvorm
2. voltooid deelwoord
3. infinitief

Wij gaan straks na school WINKELEN.

1. persoonsvorm
2. voltooid deelwoord
3. infinitief

Gisteren HEEFT de buurman zijn auto verkeerd geparkeerd.

1. persoonsvorm
2. voltooid deelwoord
3. infinitief

het werkwoordelijk gezegde (wwg)

Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden (werkwoordsvormen) in de zin.

In de volgende dia gaan we hier eerst samen even mee oefenen. Daarna probeer je het alleen. 

Samen oefenen:

1. De dief werd op heterdaad betrapt.
   
2. Ik moest de foto’s toch vergroten.
   
3. Waarom droog jij het bestek af met een handdoek in plaats van een theedoek?
4. Ik lees dit hoofdstuk in 15 minuten door. 
5. Waarom lopen deze leerlingen niet door als het licht groen is? 
6. Tijdens de Nederlandse les moesten wij lange zinnen ontleden.
   
7. Wij moesten afgelopen dinsdag lang op de bus wachten.

Opdrachten maken 1q

blz. 19 opdr 2

blz. 21 opdr 5

blz 22 opdr 8

blz. 20 opdr 3 (alleen vr 1)

blz. 21 opdr 5

blz. 23 opdr 10

Wat niet af is, wordt huiswerk voor de volgende les. 

Opdrachten maken (1p + 1n)

blz. 18 opdr 7

blz. 19 opdr 10

blz 20 opdr 13

blz. 18 opdr 8 (alleen vr 1)

blz. 19 opdr 10

blz. 21 opdr 14

Wat niet af is, wordt huiswerk voor de volgende les. 

LES 2

Schrijven

Je leert een activerende tekst te typen voor een bepaald publiek. 

Tekstdoelen en -soorten

1. informeren - informerende tekst
2. uitleggen - uiteenzettende tekst
3. amuseren - amuserende tekst
4. activeren - activerende tekst
5. mening vormend - beschouwende tekst
6. overtuigen - betogende tekst

Een activerende poster ontwerpen

In deze les staat het tekstdoel 'activeren' centraal.  Je gaat een activerende poster ontwerpen. Weten we nog wat het doel activeren inhoudt? 

Keuze opdrachten:

A: boekposter

Stel: het boek dat je nu leest moet nog uitkomen. Je ontwerpt een poster bij het boek waardoor de lezer gestimuleerd wordt het boek te kopen.

• Welke aanbieding geldt nu en tot wanneer? 
• Waar is het boek te koop?
• Waarom moet een lezer dit boek kopen? 
• Zorg dat de titel goed zichtbaar is.  

B: gameposter

Stel: je favoriete game/spel komt eerdaags uit. Je ontwerpt een poster waarbij je de gamer stimuleert het spel te kopen.

• Welke aanbieding geldt nu en tot wanneer? 
• Hoe/waar kan ik het spel kopen/bestellen?
• Wat is er zo leuk aan het spel?
• Zorg dat de naam van het spel goed zichtbaar is.  

grammatica

• We kijken het huiswerk uit de vorige les na. 
• We herhalen het onderwerp.
• We leren zinnen in zinsdelen te verdelen.

Huiswerk vorige les 1q

blz. 19 opdr 2

blz. 21 opdr 5

blz 22 opdr 8

blz. 20 opdr 3 (alleen vr 1)

blz. 21 opdr 5

blz. 23 opdr 10

Huiswerk vorige les  (1p + 1n)

blz. 18 opdr 7

blz. 19 opdr 10

blz 20 opdr 13

blz. 18 opdr 8 (alleen vr 1)

blz. 19 opdr 10

blz. 21 opdr 14

Onderwerp (ond)

Het onderwerp vind je door de volgende vraag te stellen: 

Wie of wat + werkwoordelijk gezegde?

Marsha heeft een nieuwe broek gekocht.

Wie heeft een nieuwe broek gekocht? --> Marsha

Let op: De wie-vraag gaat voor de wat-vraag!

Hoe vind jij het onderwerp in een zin? (Welke vraag stel je dan?)

Even oefenen + samen nakijken

1P + 1N: blz. 21 opdracht 16 maken

1Q: blz. 23 opdracht 11 maken

Opdracht zinsdelen

Je krijgt per tweetal een gekleurd papier. Neem de volgende 2 zinnen over. 

1. Marsha gaat zaterdag naar de dierentuin.

2. Peter geeft Mark geld voor zijn verjaardag.

Schrijf de zinnen op 1 regel en houdt een flinke afstand ertussen.

Opdracht zinsdelen

Zet de persoonsvorm tussen streepjes. Welke verschillende stukjes zin horen bij elkaar? Zet die ook tussen streepjes. Knip de zinsdelen uit en probeer zoveel mogelijk verschillende zinnen te maken.

 

1. Marsha gaat zaterdag naar de dierentuin.

2. Peter geeft Mark geld voor zijn verjaardag.

Opdrachten maken  (1p + 1n)

blz. 22 opdr 17

blz. 65 opdr 9 (t/m zin 3)

blz 70 opdr 17

blz. 22 opdr 20 

blz. 67 opdr 12

blz. 70 opdr 16 + 17

Opdrachten maken  (1q)

blz. 23 opdr 11 (t/m zin 3)

blz. 71 opdr 2 (t/m zin 3)

blz. 73 opdr 5

blz. 76 opdr 9

blz. 24 opdr 14

blz. 73 opdr 5

blz. 76 opdr 9

blz. 77 opdr 12