Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Thema 3: Ordening
3.1 organismen ordenen
Slide 1 - Diapositive
wat gaan we vandaag doen?
- leerdoelen vandaag
- nieuwe theorie: 3.1 organismen ordenen
- zelf aan de slag
Slide 2 - Diapositive
leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- weet je wat ordenen betekent
- weet je in welke 4 rijken organismen worden ingedeeld en welke kenmerken hierbij belangrijk zijn
- weet je wanneer dieren tot dezelfde soort behoren
Slide 3 - Diapositive
Hoe ordenen we organisme?
Ordenen is het indelen van organismen in groepen.
Daarbij wordt gelet op gemeenschappelijke kenmerken.
Slide 4 - Diapositive
nieuwe theorie - rijken
Het hoogste niveau bij het ordenen van organismen is: rijken. Alle organismen kan je onderverdelen in vier rijken:
1. Bacteriën
2. Schimmels
3. Planten
4. Dieren
Slide 5 - Diapositive
planten
dieren
schimmels
bacteriën
Slide 6 - Question de remorquage
organismen worden ingedeeld in rijken door te kijken naar 4 kenmerken
1. aantal cellen
2. een celkern
3. celwand
4. bladgroenkorrels
Slide 7 - Diapositive
Heeft een plantencel een celkern, celwand en/of bladgroenkorrels
A
celkern
B
celwand
C
bladgroenkorrels
D
een plant heeft alledrie
Slide 8 - Quiz
plantencel
Slide 9 - Diapositive
Heeft een dierlijke cel een celkern, celwand en/of bladgroenkorrels?
A
celkern
B
celwand
C
bladgroenkorrels
D
celkern en celwand
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Diapositive
schimmel
Slide 12 - Diapositive
bacterie
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
soort en ras
Organismen behoren tot dezelfde soort als ze samen vruchtbare nakomelingenkunnen voortbrengen.
Individuen van 1 soort kunnen tot verschillende rassen behoren: de Labrador en de Poedel zijn beide hondenrassen en behoren tot dezelfde soort, namelijk de hond.
Slide 15 - Diapositive
vragen
VRAGEN?
Slide 16 - Diapositive
In welke 4 rijken worden organismen ingedeeld?
Slide 17 - Question ouverte
Wat zijn kenmerken van een bacterie?
A
eencellig, een celkern en een celwand.
B
eencellig, geen celkern, wel een celwand
C
meercellig, een celkern en een celwand
D
meercellig, geen celkern, wel een celwand
Slide 18 - Quiz
Hebben schimmels een celkern en/of een celwand?
A
celkern
B
celwand
C
zowel een celkern als een celwand
D
geen van beide
Slide 19 - Quiz
Wanneer behoren organismen tot 1 soort?
Slide 20 - Question ouverte
zelf aan de slag
Opdracht 1 t/m 7 Bladzijde 132 - 138
Hulp? samenwerken en als dat niet lukt, vraag de docent
Tijd? tot einde van het les uur
klaar? wordweb maken van 3.1, blz 132-138
Daar ook mee klaar? huiswerk van een ander vak maken of leren