bs 6 sociaal gedrag

Een ei in een nest is voor een vogel een ................... om te gaan broeden
A
signaal
B
uitwendige prikkel
C
sleutelprikkel
D
inwendige prikkel
1 / 33
suivant
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

Een ei in een nest is voor een vogel een ................... om te gaan broeden
A
signaal
B
uitwendige prikkel
C
sleutelprikkel
D
inwendige prikkel

Slide 1 - Quiz

Een zeehondenmoeder maakt geluid om haar jong te roepen. Dit is een voorbeeld van een
A
uitwendige prikkel
B
sleutelprikkel
C
signaal
D
ritueel

Slide 2 - Quiz

Wanneer wordt bepaald gedrag getoond?
A
Als prikkels boven de drempelwaarde uit komen
B
Bij een sterkte discipline
C
Bij gebrek aan motivatie
D
Als prikkels onder de drempelwaarde blijven

Slide 3 - Quiz

Met welke term uit de ethologie zou je het gedrag van de watervlooien kunnen omschrijven als zij op willekeurige wijze op zoek zouden gaan naar plekken met een hogere zuurstofconcentratie?
A
Gewenning
B
Inzicht
C
Klassieke conditionering
D
Trial and error

Slide 4 - Quiz

De groene kikker heeft een speciaal gedrag in de periode dat ze zich voortplanten. In het voorjaar komen grote groepen mannetjes bij elkaar in de ochtend en in de avond oorverdovend kwaken, de zogenaamde kikkerkoren.
Voorbeelden van gedrag zijn: balts en territoriumgedrag.
Tot welke soort gedrag behoort het kwaken van kikkers in kikkerkoren?
A
balts
B
balts en territoriumgedrag
C
territoriumgedrag
D
geen van beide

Slide 5 - Quiz

Een koekoek profiteert van het broedzorggedrag van andere vogels.
Een koekoeksvrouwtje legt haar ei in het nest van bijvoorbeeld een
roodborstje. Het pasgeboren, nog blinde koekoeksjong duwt de eieren
of jongen van het roodborstje uit het nest . De vogel die het nest
heeft gemaakt, treedt daarna op als pleegouder voor de jonge
koekoek. Opmerkelijk is dat een koekoeksvrouwtje haar eieren vrijwel
altijd legt in het nest van de pleegoudersoort waardoor zij zelf is
grootgebracht. Door welk leerproces leren koekoeken welke soort hun
pleegouder is?
A
inprenting
B
imitatie
C
conditionering
D
gewenning

Slide 6 - Quiz

Thema 2
Bs 6: sociaal gedrag

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

sociaal gedrag

gedrag van soortgenoten ten opzichte van elkaar



Slide 9 - Diapositive

communicatie

geluid,zichtbare signalen,geuren,kleuren,

aanrakingen.

ook door gezichtsuitdrukkingen.

Slide 10 - Diapositive

voortplantingsgedrag



bij vogels en vissen is er balts

bij zoogdieren noem je dit bronst


vergroot de bereidheid tot paring en vermindert agressie.


Slide 11 - Diapositive

territoriumgedrag


Dieren kunnen een eigen gebied hebben waar ze in leven. Dit noem je een territorium. De grenzen van dit gebied markeren ze door urine of geurstoffen.


dreiggedrag/imponeergedrag


Slide 12 - Diapositive

overspronggedrag
Als de motivatie voor twee gedragssystemen even sterk is, dan kan een dier overspronggedrag vertonen.
Overspronggedrag is gedrag dat helemaal niks te maken heeft met de situatie.
Bijvoorbeeld als een dier ''twijfelt'' tussen vechten en vluchten, dan opeens gaat krabben. 

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

rangorde
Groepen
dominante mannetjes/ondergeschikte mannetjes
Dreiggedrag/imponeergedrag
verzoeningsgedrag: maakt zich klein, verbergt tanden, laat kwetsbare delen van lijf zien


Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

rangorde in groepen bv. pikorde

Slide 17 - Diapositive

insecten:staten

Slide 18 - Diapositive

Vraag 6: Twee katers die hevig naar elkaar dreigen, gaan plotseling allebei hun vacht schoonlikken. Hoe heet het gedrag dat de katten dan vertonen?
A
Overspronggedrag
B
Verzoeningsgedrag
C
Omgericht gedrag
D
Verzorgingsgedrag

Slide 19 - Quiz

De Magot is een apensoort die voorkomt in Noord Afrika. In het Duitse plaatsje Daun ligt een wildpark dat een ‘Affenschlucht’ heeft ingericht. Dat is een goed omheind stuk bos waarin een groep magots leeft. In dit bos is een breed wandelpad aangelegd vanwaar de bezoekers de apen kunnen observeren. Kort na het uitzetten van de apen lieten ze zich niet zo veel zien, maar tegenwoordig lopen ze over de paden en zoeken contact met de bezoekers. Sommige apen ontwikkelen zich zelfs tot zakkenrollers die eten en andere dingen uit zakken en tassen halen. De jonge apen nemen dit gedrag feilloos over.
- Welk leerproces (1.) heeft ertoe geleid dat de apen zich na enige tijd steeds meer lieten zien?
- Door welk leerproces (2.) ontwikkelen de jonge apen zich tot zakkenrollers?


A
Leerproces 1 : gewenning Leerproces 2: conditionering
B
Leerproces 1: Gewenning Leerproces 2: Trial and Error
C
Leerproces 1: Gewenning Leerproces 2: Imitatie
D
Leerproces 1: Conditionering Leerprocels2: Trial and Error

Slide 20 - Quiz

Het gedrag van 5 hennen wordt gevolgd en genoteerd in een protocol. De resultaten zijn als volgt:
Hen P: loopt rond - pikt T - drinkt - pikt R - pikt voedsel - wacht
Hen Q: loopt rond - wacht - pikt voedsel - wacht - drinkt - loopt rond
Hen R: wacht - loopt rond - drinkt - pikt Q - pikt voedsel - wacht - loopt rond
Hen S: loopt rond - pikt voedsel - pikt R - wacht - loopt rond
Hen T: wacht - drinkt - pikt Q - wacht - loopt rond - pikt voedsel
Welke hen staat bovenin de pikorde? En welke hen het laagst?
A
Hoogst: hen P Laagst: hen Q
B
Hoogst: hen S Laagst: hen Q
C
Hoogst: hen P Laagst: hen R
D
Hoogst: hen S Laagst: hen R

Slide 21 - Quiz

Rotganzen trekken in de winter vanuit Siberië naar Nederland en vertrekken eind mei weer naar hun broedgebied. In Nederland leven rotganzen in grote groepen. Eenmaal in Siberië aangekomen, vallen de groepen in paartjes uiteen. Daarmee verandert ook het gedrag ten opzichte van elkaar. Voorafgaand aan de voortplanting vertonen de paartjes daar opmerkelijk gedrag.
Hoe heet het gedrag dat de ganzen gaan vertonen zodra ze in paartjes in het broedgebied zijn, voorafgaand aan de paring?


A
territorium gedrag
B
sociaal gedrag
C
balts
D
voortplantingsgedrag

Slide 22 - Quiz

Enkele opmerkingen over bepaald gedrag zijn:
I Het gedrag is gericht op soortgenoten.
II Het gedrag bestaat uit een aantal handelingen die van tevoren vaststaan.
Wat hoort bij een beschrijving van ritueel gedrag?

A
alleen I
B
alleen II
C
geen van beiden
D
I en II

Slide 23 - Quiz

Wolven leven van prooien die veel groter zijn dan zijzelf. Die kunnen ze alleen overmeesteren wanneer ze samenwerken. In de groep heeft elke wolf zijn plek in de rangorde. In het algemeen is de taakverdeling in een rangorde in het voordeel van
A
het individu
B
de groep
C
het individu en de groep
D
de soort

Slide 24 - Quiz

Een boer verjaagt de spreeuwen uit zijn tarweveld door om de minuut een harde knal te laten klinken uit een geluidsinstallatie. Door de knal vliegen de spreeuwen weg. Na verloop van tijd vliegen de spreeuwen niet meer weg wanneer zij de knal horen.
Door welk leerproces vliegen de spreeuwen niet meer weg?

A
imitatie
B
gewenning
C
trial and error
D
conditionering

Slide 25 - Quiz

Een rat wordt in het centrum van een doolhof geplaatst. Na een bepaalde tijd vindt de rat de uitgang, waar hij wordt beloond met een stukje kaas.
De volgende keer vindt de rat de uitgang in een kortere tijd.
Door welk leerproces kon de rat de route in kortere tijd afleggen?




A
inprenting
B
trial and error
C
inzicht
D
conditionering

Slide 26 - Quiz

Hieronder staan drie gegevens:
1 de beschrijving van handelingen
2 afkortingen voor de handelingen
3 het doel van de handelingen
4 de frequentie waarin de handeling optreedt
Welke gegevens horen thuis in een ethogram?

A
alleen 1
B
1 en 2
C
1 en 4
D
1, 2 en 4

Slide 27 - Quiz

In een onderzoek naar pikgedrag krijgen kuikens een mengsel van gewone (gele) en gekleurde (rood, groen en oranje) graankorrels aangeboden. Genoteerd wordt welke korrels er opgepikt worden in een bepaalde tijd.
Kleur graankorrel Aantal keren dat er naar het graan gepikt wordt in 5 minuten
Rood 52
Groen 25
Geel 13
oranje 12
De kleur rood is voor de kuikens:
A
een supernormale prikkel
B
een sleutelprikkel
C
een signaal
D
een uitwendige prikkel

Slide 28 - Quiz

Een hongerige pad kreeg een levende zweefvlieg aangeboden die veel lijkt op een wesp. De pad at de zweefvlieg op. Vervolgens kreeg de pad een levende wesp aangeboden. Toen de pad de wesp wilde verorberen stak de wesp. De pad liet de wesp daarna ongemoeid. Toen de hongerige pad opnieuw een zweefvlieg kreeg aangeboden, reageerde de pad niet. Door welke vorm van leren vermijdt de pad de zweefvlieg?
A
gewenning
B
imitatie
C
inzicht
D
proefondervindelijk leren

Slide 29 - Quiz

In de afbeelding is weergegeven hoe vaak een meeuwenkuiken pikt naar een model van een snavel.
Wat is de sleutelprikkel die leidt tot het pik gedrag?
A
de vorm van de snavel
B
de kleur rood
C
een rode vlek op een gele snavel
D
het contrast van rood met een andere kleur

Slide 30 - Quiz

Een jonge kievit gaat gelijk trappelen op een natte dweil.
Waarvan is hier sprake:
A
aangeleerd gedrag
B
erfelijk gedrag
C
imitatie
D
speelgedrag

Slide 31 - Quiz

Wat is de FUNCTIE van aangeboren gedrag meestal bij dieren?
A
Het volgen van de moeder
B
Het vergroten van de overlevingskans
C
Zorgen voor voedsel
D
Het bemachtigen van een territorium

Slide 32 - Quiz

hw:
51 t/m 58 is af
timer
5:00

Slide 33 - Diapositive