Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.
Éléments de cette leçon
Territorium - Territoriumgedrag Wat is NIET waar?
A
Een territorium is een eigen leefgebied
B
De grenzen van een territorium worden afgebakend
C
Vooral vrouwtjes bewaken het territorium
D
Het territorium wordt verdedigd door te dreigen en evt. te vechten is territoriumgedrag
Slide 1 - Quiz
Welke vorm van sociaal gedrag zie je hier?
A
Taakverdeling
B
Territoriumgedrag
C
Paringsgedrag
D
Broedzorg
Slide 2 - Quiz
Welk sociaal gedrag is hier te zien?
A
dreiggedrag
B
voedingsgedrag
C
verzorgingsgedrag
D
baltsgedrag
Slide 3 - Quiz
Welke vorm van sociaal gedrag is dit?
A
Overspronggedrag
B
Imponeergedrag
C
Dreiggedrag
D
Territoriumgedrag
Slide 4 - Quiz
Welke van de onderstaande gedragingen is aangeboren?
1- Een hamster komt elke avond op dezelfde tijd in actie 2- Een vogel komt elk jaar terug naar dezelfde broedplaats op hetzelfde eiland. 3 -Een roodborstje eet een onsmakelijk insect, spuugt het uit en eet er nooit meer eentje. 4 -Een wolf vindt zijn prooi door het geurspoor te volgen
A
1 en 2
B
2 en 3
C
3 en 4
D
geen van allen
Slide 5 - Quiz
Een hongerige pad kreeg een levende zweefvlieg aangeboden (de zweefvlieg lijkt veel op een wesp). De pad at de zweefvlieg op. De pad kreeg vervolgens een levende wesp aangeboden. Toen de pad de wesp wilde opeten, stak de wesp. De pad liet de wesp daarna ongemoeid. Later kreeg de pad opnieuw een zweefvlieg aangeboden, hij reageerde niet. Een aangeboden huisvlieg werd wel opgegeten. Door welke manier van leren vermijdt de pad de zweefvlieg?
A
proefondervindelijk leren
B
inzicht
C
gewenning
D
imitatie
Slide 6 - Quiz
Een hond in het asiel heeft na lang proberen een trucje gevonden om te ontsnappen.
A
Inprenting
B
Trial & Error
C
Conditionering
D
Aangeboren gedrag
Slide 7 - Quiz
Welke twee type prikkels onderscheiden we?
A
Binnen en buiten prikkels
B
Hoge en lage prikkels
C
Ronde en vierkante prikkels
D
Inwendige en uitwendige prikkels
Slide 8 - Quiz
Een lijst met beschrijvingen van de verschillende handelingen van dieren of mensen, noem je een....
A
Ethogram
B
Protocol
C
Etholoog
D
Bioloog
Slide 9 - Quiz
Wat is de FUNCTIE van aangeboren gedrag meestal bij dieren?
A
Het volgen van de moeder
B
Het vergroten van de overlevingskans
C
Zorgen voor voedsel
D
Het bemachtigen van een territorium
Slide 10 - Quiz
Wat is inprenting
A
leren door straffen en belonen
B
leren in een gevoelige periode
C
leren van soortgenoten
D
leren door trial and error
Slide 11 - Quiz
Wat is sociaal gedrag?
A
een leeuw die een gnoe opeet
B
een kat die sist naar een hond
C
een leeuw die vecht met een andere leeuw
D
een man die zijn hond leert pootjes geven
Slide 12 - Quiz
Leerdoelen bij 8.5 Taakverdeling binnen groepen
Je kunt de functie van taakverdeling binnen een groep soortgenoten beschrijven en verschillende typen taakverdeling onderscheiden.
Slide 13 - Diapositive
Rangorde
In sociale groepen bestaan rangorden.
Het hebben van rangorde zorgt ervoor dat een groep kan overleven.
De rangorde kan door dominantie of leeftijd bepaalde worden.
Slide 14 - Diapositive
Taakverdeling
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Taakverdeling
Sommige dieren hebben andere taken
bv de een zorgt voor eten, de ander zorgt voor de jongen.
Hierdoor verhogen ze de overlevingskans
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Leren speelt een grote rol
Gedrag wordt beïnvloed door normen en waarden
Gedrag bij mensen
Slide 19 - Diapositive
Aangeboren / aangeleerd gedrag
Aangeboren: Vanaf de geboorte aanwezig.
Aangeleerd gedrag: Tijdens je leven geleerd.
Slide 20 - Diapositive
Gedrag van de mens
Normen
Waarden
Slide 21 - Diapositive
Communicatie
Is bij mensen ver ontwikkeld.
Uitgebreide taal.
Ook muziek, schrijven, filmgelaatsuitdrukkingen.
Gebaren en omgangsvormen
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Rolgedrag en rolpatroon
Gedrag dat bij een bepaalde rol hoort = rolpatroon
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Diapositive
Sleutelprikkels en supranormale prikkels
Wanneer super wordt overdreven = supranormaleprikkel
Slide 26 - Diapositive
Sleutelprikkel
Sleutelprikkel -> een prikkel die een vaste reactie veroorzaakt
Slide 27 - Diapositive
Sleutelprikkels
Supranormale prikkels
Rond gezicht
Bolle wangen
Hoog voorhoofd
Grote ogen
Wipneus
Kleine mond
Groot hoofd
Mollig lichaam
Slide 28 - Diapositive
Overeenkomsten
Verschillen
- Beide worden bepaald door erfelijke factoren en aangeleerd gedrag
- Beide zijn gevoelig voor sleutelprikkels en supranormale prikkels
- Beide vertonen territoriumgedrag, imponeergedrag en dreiggedrag
- Het gedrag bij mensen wordt sterker bepaald door leerprocessen
- Mensen kunnen hun gedrag beter beoordelen aan de hand van normen en waarden
Menselijk en dierlijk gedrag
Slide 29 - Diapositive
Slide 30 - Vidéo
Wat is de leider van de groep
A
Dominant
B
Onderdanig
C
Rangorde
D
De grootste
Slide 31 - Quiz
Bij veel dieren die in groepen leven is er sprake van een rangorde. Wat is een rangorde?
A
De volgorde van dieren van oud naar jong
B
De volgorde waarin dieren mogen eten
C
Het oudste dier is de baas
D
Volgorde van onderdanig tot dominant
Slide 32 - Quiz
In welke groep dieren verwacht je de minste ruzie?
A
Zwakke leider
B
Onduidelijke rangorde
C
Waar geen rangorde is
D
Sterke leider
Slide 33 - Quiz
Bas heeft zijn 4 kippen geobserveerd om te kijken wie elkaar pikt. Zijn resultaten: *kip 1 pikt kip 4 *kip 2 pikt kippen 1,3,en 4 *kip 3 pikt kip 1 en 4 Wat is de rangorde in de ze groep?
A
kip 2 staat boven aan de rangorde, kip 4 onderaan
B
kip 4 staat boven aan de rangorde, kip 2 onderaan
C
de volgorde in rangorde is
kip 3, 4, 2 en als laatste 1
D
de volgorde in rangorde is
kip 2, 4,3 en als laatste 1
Slide 34 - Quiz
'Goed handelen' heeft ook te maken met normen en waarden. Wat zijn normen?
A
Karaktereigenschappen
B
Deugden
C
Gedragsregels voor sociaal wenselijk gedrag
D
Hetzelfde als waarden
Slide 35 - Quiz
Een rolpatroon is een voorbeeld van een gedragsketen