Aimer-Adorer-Destester

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Salut!

Programme

Herhaling Grammaire 
M

Quizje

: 

Grammaire 

Bij de werkwoorden aimer, adorer, détester en préférer 
gebruik je le, la l', les, terwijl je in het Nederlands geen lidwoord gebruikt.

Je préfère la musique. = Ik heb liever muziek.

Maak ex. 16D. Extra uitdaging/klaar? Maak ook 16E

Hoe zeg je in het Frans:
Ik hou van voetbal!

1. J'aime le foot
2. J'aimes le foot
3. J'aime foot
4. J'aimer le foot

Hoe zeg je in het Frans:
Zij is dol op tekenen

1. Elle aimes le dessin
2. Elle aimer le dessin
3. Elle aimet le dessin
4. Elle aime le dessin

Hoe zeg je in het Frans:
Wij hebben een hekel aan huiswerk

1. Nous détestez les devoirs
2. Nous détestons devoirs
3. Nous détestons les devoirs
4. Nous détestez devoirs

Hoe vraag je: Hou jij van biologie?
Denk aan vraagteken!

Écrire

Chapitre 5

La fête de l'école

Programme

Bespreken leesvaardigheid p. 75

Ex. 18, 20, 22B

Ex. 25 (?), 27
JMP

JMP

1. Wat is jouw lievelingsvak en waarom? 

2. Welke sport doe je ?

3. Ben je goed in wiskunde? 

4. Ben je slecht in biologie? 

5. Wat vind je leuk ? 

6. Wat vind je niet leuk ? / Waar heb je een hekel aan? 

Ik kijk

1. je regardes
2. je regarde

Wij dansen

1. nous dansons
2. nous dansez

Jij praat

1. Tu parle
2. Tu parles

Zij kijkt tv

Jullie spelen een computerspel

Grappig

1. sympa
2. drôle
3. joli
4. gentil

Frans

1. français
2. anglais
3. géo

strict

1. stom
2. streng
3. aardig

Zet de woorden in de juiste volgorde zodat er een goede zin ontstaat

1

2

3

4

jouons

nous

guitare

de la

Zet de woorden in de juiste volgorde zodat er een goede zin ontstaat

1

2

3

4

il

15

ans

a

Zet de woorden in de juiste volgorde zodat er een goede zin ontstaat

1

2

3

4

je

non

français

suis

Grammaire Extra:

Meer oefenen met être? Maak 8E, 8F, 8G op p. 43

Meer oefenen met avoir? Maak 8E, 8F en 8G op p. 76

Meer oefenen met bezittelijk voornaamwoord? Maak 16F, 16G en 16H op p. 76

Meer oefenen met werkwoorden op -er? Maak ex. 8F, 8G en 8H op p. 108

Voorbeeldantwoorden 8G, p. 76

1. Oui, j'ai douze ans. / Non, j'ai treize ans.

2. Oui, j'ai un petit frère. / Non, j'ai une soeur.

3. J'habite dans une maison./J'ai une maison.

4. Oui, mes parents ont une grande famille.

5. Oui, mon ami(e) a un joli prénom.

Maak 3 zinnen met deze woorden van minimaal 3 woorden:

1. regarder (vervoegen!)

2. un agenda

3. l'exercice

Voorbeeld

C'est Adam. Il a douze (12) ans. Il habite 15, Rue de l'Église
à Calais. Il est en cinquième C.
Son meilleur ami s'appelle Arthur.

Zet de woorden in de juiste volgorde zodat er een goede zin ontstaat:

1. jouent - un - ils - jeu - vidéo

2. j' - un - ai - ordinateur

3. l' - a - une - élève - interro