Spreekwoorden

Spreekwoorden en gezegdes
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Spreekwoorden en gezegdes

Slide 1 - Diapositive

Wat betekent dit spreekwoord?

Slide 2 - Question ouverte

Welk spreekwoord of gezegde gebruik jij wel eens?

Slide 3 - Question ouverte

Oost west, thuis ...
A
noord
B
best
C
terug

Slide 4 - Quiz

Goed of fout:
'Met iemand de bloemetjes buiten zetten' betekent dat je iemand uitnodigt voor bijvoorbeeld een feest.
A
goed
B
fout

Slide 5 - Quiz

Wat betekent 'De hond in de pot vinden'?
A
De hond is in de pot gaan zitten
B
De hond heeft al het eten opgegeten
C
Je hond kwijt zijn
D
Je bent te laat voor het eten en alles is op

Slide 6 - Quiz

Los de rebus op!

Slide 7 - Diapositive

Met wie gebruik je informele taal?

Slide 8 - Question ouverte

Formeel of informeel?
'Wanneer kom je bij me op bezoek?'
A
formeel
B
informeel

Slide 9 - Quiz

Hoe spreek je iemand aan in een formeel gesprek?

Slide 10 - Question ouverte

Wat betekent 'met het verkeerde been uit bed stappen'?
A
Uit bed vallen
B
met een slecht humeur de dag straten
C
aan de verkeerde kant van het bed uitstappen
D
slaapwandelen

Slide 11 - Quiz

Wat betekent: 'Daar komt de aap uit de mouw'?

Slide 12 - Question ouverte

spreekwoorden en gezegdes vallen onder ... taalgebruik
A
figuurlijk
B
letterlijk

Slide 13 - Quiz

Wat betekent 'Het is weer koek en ei tussen hen'?
A
Ze hebben ruzie
B
Ze zijn verliefd
C
De ruzie is voorbij, ze zijn weer vrienden
D
Ze gaan samen koken

Slide 14 - Quiz

Ze praat als een ... zonder kop
A
big
B
haan
C
kip
D
kat

Slide 15 - Quiz

Ken je nu meer spreekwoorden dan dat je voor de les kende?
Ja!
Nee.....

Slide 16 - Sondage