Hygiëne en infectiepreventie

Welkom Planning vandaag
- Terugblikken afgelopen half jaar / hoe gaat het met jullie
- BPV bezoek
- Les hygiëne binnen de instelling
- Les planning komend jaar 
- Afronding



1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom Planning vandaag
- Terugblikken afgelopen half jaar / hoe gaat het met jullie
- BPV bezoek
- Les hygiëne binnen de instelling
- Les planning komend jaar 
- Afronding



Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions






Hygiëne binnen de instelling

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoelen
Na het volgen van deze les ben je instaat om in eigen woorden:
  • uit te leggen wat hygiënisch werken is
  • uit te leggen waarom is hygiënisch werken belangrijk
  • uit te leggen hoe een product besmet met micro-organismen
  • uit te leggen hoe je besmetting met micro-organismen kunt voorkomen
 

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is hygiënisch werken?

Slide 4 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 5 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is hygiëne?
Hygiëne is een verzamelnaam voor alle handelingen die ervoor zorgen dat je zo min mogelijk in aanraking komt met ziekteverwekkers.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht 

  • Geef zelf 4 redenen waarom hygiëne belangrijk is.
  •  Geef aan wat jij onder persoonlijke hygiëne verstaat. Wat kan je doen?
  • Noem minimaal 3 voorbeelden met de eventuele gevolgen van een slechte hygiëne. (voorbeeld vanuit de praktijk). 

timer
10:00

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Micro-organismen
  • Micro = zeer klein
  • Organisme = levend wezen
  • Een micro-organisme is microscopisch klein. 

De meeste micro-organismen zijn onschuldig, maar er kunnen ook ziekteverwekkers tussen zitten. 

Voorbeelden hiervan zijn: griepvirus,  salmonella-bacteriën, E. coli-bacteriën en candida (schimmel).



Slide 9 - Diapositive

Bij een besmetting komen schadelijke micro-organismen of virussen je lichaam binnen. Met organisme bedoelen we iets dat leeft. Micro wil zeggen dat iets heel klein is. Het verschil tussen micro-organismen en virussen is dat een virus een mens of dier nodig heeft om te overleven en een micro-organisme heeft dit niet nodig. Micro-organismen zijn dus levend en zo klein dat we ze niet met het blote oog kunnen zien. Voorbeelden van deze organismen zijn:

bacteriën;
schimmels;
gisten.
Hoe kan een zorgvrager worden besmet?

  • Direct contact
  • Indirect contact
  • Lucht



Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Op welke manieren kunnen micro-organismen binnendringen?

Slide 11 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Op welke manieren kunnen micro-organismen binnendringen?
  • Luchtwegen
  • De mond
  • De intacte huid
  • Beschadigde huid
  • Het bloed





Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het verschil tussen een ontsteking en een infectie?

Slide 13 - Question ouverte

De termen ‘infectie’ en ‘ontsteking’ worden vaak door elkaar gebruikt, maar betekenen niet hetzelfde. Als een bacterie, virus of parasiet in een levend wezen binnendringt en zich daar vervolgens vermenigvuldigt, spreken we van een infectie. Een infectie hoeft niet altijd tot schade/ziekte te leiden. Een ontsteking is een reactie van het lichaam op beschadiging van weefsel door bijvoorbeeld hitte, een snee, irriterende stoffen of micro-organismen zoals bacteriën. Het immuunsysteem veroorzaakt dus zelf deze ontstekingsreactie en doet dit om de schadelijke stoffen te verwijderen en de weefselschade te herstellen. Soms is het lichaam ‘in de war’ en roept een ontstekingsreactie op tegen stoffen die helemaal niet schadelijk zijn zoals bij reuma (auto-immuun ziekte). Een ontsteking kan dus een reactie zijn op een infectie, maar dit is niet altijd het geval.
Wat is het verschil tussen een ontsteking en een infectie?
  • Een infectie is het binnendringen van het lichaam door een micro-organisme

  • Een ontsteking is een reactie van het lichaam op beschadiging van het weefsel of op externe prikkels. 

Slide 14 - Diapositive

De termen 'infectie' en 'ontsteking' worden vaak door elkaar gebruikt, maar betekenen niet hetzelfde. Als een bacterie, virus of parasiet in een levend wezen binnendringt en zich daar vervolgens vermenigvuldigt, spreken we van een infectie. Een infectie hoeft niet altijd tot schade/ziekte te leiden.
Welke micro- organismen kunnen ziekte veroorzaken?

Slide 15 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke micro- organismen kunnen ziekte veroorzaken?
  • Bacteriën
  • Schimmels
  • Virussen
  • Parasieten

Slide 16 - Diapositive

Een parasiet is een organisme die met een ander organisme (de gastheer) samenleeft, en de gastheer gebruikt om in leven te blijven en zich te vermenigvuldigen. Parasieten kunnen op, maar ook in een gastheer leven. Meestal leven de parasiet en de gastheer in ‘symbiose’. Dat betekent dat er een evenwichtige relatie is tussen de parasiet en de gastheer, zonder dat de gastheer er aan ten onder gaat. Toch kunnen parasieten vervelende aandoeningen veroorzaken. Parasieten komen voor bij mensen, dieren en planten. Bij mensen en dieren komen parasieten voor in de vorm van wormen, vlooien, luizen en teken. Een bekende ziekte die door parasieten wordt veroorzaakt is malaria. Bij malaria worden namelijk parasieten door muggen in de bloedbaan van mensen ingespoten.

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het verschil tussen een virus en een bacterie?

Slide 18 - Carte mentale

Een virus is een zeer klein organisme (kleiner dan een bacterie) dat zich niet zelfstandig kan voortplanten. Het wordt verspreid via de lucht, via voedsel of aanraking. Om zich te vermeerderen heeft het een levende gastheer nodig: lichaamscellen van mensen en dieren. Binnen een dag is een virus gemakkelijk in staat om miljoenen kopieën van zichzelf te maken.

Bacteriën zijn kleine organismen die je met het blote oog niet kunt zien. Een bacterie kan zichzelf voortplanten in allerlei voedingsbodems, zelfs in door weefsel. Bacteriën in bijvoorbeeld het eten zie, ruik en proef je niet. Maar bacteriën zijn eigenlijk overal. Alleen in je darmen leven al miljarden bacteriën. Er bestaan vele duizenden soorten, waarvan goede en slechte.
Immuunstoffen
Als je een infectie hebt, krijgt je algemene verschijnselen. Die verschijnselen ontstaan doordat je lichaam druk bezig is om antistoffen te maken. Deze stoffen noemen we ook wel immuunstoffen. Het zijn eiwitten die het binnengekomen micro-organisme onschadelijk maken.

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 20 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke vorm van handhygiëne pas je toe?

Slide 21 - Diapositive

Handen wassen doe je na het gebruik van het toilet, bij een zichtbare verontreiniging of als ze plakkerig zijn.

Als je handen niet zichtbaar verontreinigd zijn en ze zijn gedesinfecteerd met alcohol, dan is het niet nodig om daarna je handen met water en zeep te wassen. Desinfectie met alcohol is namelijk voldoende. Het is zelfs niet goed om eerst je handen te wassen en ze dan alsnog te desinfecteren. Dubbele handhygiëne geeft een te grote belasting voor de huid.

Wanneer desinfecteer je de handen bij voorkeur?

voor en na elk direct contact met zorgvragers;
na het verrichten van verzorgende handelingen;
na hoesten of niezen;
na het uittrekken van handschoenen (als je deze hebt gebruikt tijdens de verzorgin
De hulpverlener ontsmet de handen, neemt de pols van bewoner X en helpt nadien bewoner Y om op de rand van het bed te gaan zitten. Wat doe je tussen het cliëntcontact door?
A
Handalcohol gebruiken
B
Handen wassen
C
Handschoenen gebruiken
D
Geen actie

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als hulpverlener help je de cliënt naar het toilet. Wat doe je ter bescherming?
A
Handalcohol gebruiken
B
Handen wassen
C
Handschoenen gebruiken
D
Geen actie

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De hulpverlener heeft de medicatiekar aangevuld en rijdt met de kar door de gang van kamer tot kamer. Ze verdeelt de medicatie aan de bewoners. Medicatie wordt niet toegediend.
A
Handalcohol gebruiken
B
Handen wassen
C
Handschoenen gebruiken
D
Geen actie

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De hulpverlener giet urine in het toilet en schrijft nadien de gemeten waarde in het zorgplan.
Wat gebruik je?
A
Handalcohol gebruiken
B
Handen wassen
C
Handschoenen gebruiken
D
Geen actie

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De hulpverlener neemt de maaltijd van de etenskar op de gang en brengt de maaltijd vervolgens binnen op de kamer van de bewoner.
A
Handalcohol gebruiken
B
Handen wassen
C
Handschoenen gebruiken
D
Geen actie

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De hulpverlener schakelt het oproepsysteem uit op de kamer van de bewoner en doet de bedhekken van het bed omhoog. Nadien verlaat ze de kamer.
A
Handalcohol gebruiken
B
Handen wassen
C
Handschoenen gebruiken
D
Geen actie

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Je hebt iemand met corona verpleegd en moet nu de was meenemen van de kamer. Wat gebruik je?
A
Handalcohol gebruiken
B
Handen wassen
C
Handschoenen gebruiken
D
Geen actie

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoelen
Na het volgen van deze les ben je instaat om in eigen woorden:
  • uit te leggen wat hygiënisch werken is
  • uit te leggen waarom is hygiënisch werken belangrijk
  • uit te leggen hoe een product besmet met micro-organismen
  • uit te leggen hoe je besmetting met micro-organismen kunt voorkomen
 

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vragen?

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Volgende week
Herhaling Skills (Vitale functies)
Herhaling Skills (Generiek: Bedrust complicaties en verzorgend wassen/wassen met affectie)

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions