Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 70 min
Éléments de cette leçon
1.4 Opkomst van machtige
vorsten - Keizer of paus
Slide 1 - Diapositive
Tijd van Steden en Staten (1000-1500)
In het wit zie je een stadspoort. Ging je in de Middeleeuwen een stad binnen, dan moest je door de stadspoort. In veel steden werd een hoge en prachtig versierde kerk gebouwd. Op de achtergrond zie je de binnenkant van zo’n kerk.
Slide 2 - Diapositive
LESDOELEN:
- KORTE HERHALING VORIGE LES
- SCHEIDING KERK EN STAAT / INVESTITUURSTRIJD
WAT IS DE INVESTITUURSTRIJD EN HOE BRACHT DEZE STRIJD EEN SCHEIDING TUSSEN KERK EN STAAT TEWEEG
- OPKOMST VAN MACHTIGE VORSTEN
HOE WETEN STATEN TE CENTRALISEREN?
Slide 3 - Diapositive
Begrippen uit deze les
gewesten
scheiding tussen kerk en staat.
centraal bestuur
staten
Slide 4 - Diapositive
Wat word er bedoeld met het woord "Contra reformatie"
Slide 5 - Question ouverte
De strijd tussen paus en keizer
Slide 6 - Diapositive
Middeleeuwen: twee machten
- geestelijke macht (over de kerk en gelovigen)
paus, bisschop, priesters
- wereldlijke macht (over gebieden en alle mensen)
keizer, koning, edelen
Slide 7 - Diapositive
excommunicatie Hendrik IV
Canossa (1077)
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Kerk / Staat
Vanaf 11de eeuw groeiende macht paus
Argument: vertegenwoordiger God op aarde
Investituurstrijd: wie mag bisschoppen benoemen, paus of keizer?
Paus Gregorius VII: baas van de kerk
Keizer Hendrik IV: bisschoppen zijn leenmannen
Gevolg ruzie: excommunicatie keizer
1077: Gang naar Canossa: keizer moet paus om vergeving smeken
Slide 11 - Diapositive
Welk symbool hoort bij welke macht?
Geestelijke macht
Wereldlijke macht
Kroon
Ring
Staf
Zwaard
Slide 12 - Question de remorquage
Waarover gaat de investituurstrijd?
A
Het benoemen van bisschoppen
B
Of de paus of de keizer de hoogste macht had
C
over het bestuur van landen
D
over de kruistochten
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
In de Tijd van monniken en ridders was er geen scheiding tussen kerk en staat.
A
niet waar
B
waar
Slide 17 - Quiz
Wat betekent scheiding tussen kerk en staat?
Slide 18 - Question ouverte
Hebben we in Nederland een scheiding tussen kerk en staat?
Slide 19 - Question ouverte
leg uit wat de investituurstrijd inhield
Slide 20 - Question ouverte
Vorsten brengen een scheiding aan tussen Kerk en staat
Tot 13e eeuw paus baas over vorsten.
Dan scheiding tussen Kerk en staat:
- paus macht over godsdienstige zaken
- vorst baas op politiek terrein
Slide 21 - Diapositive
0
Slide 22 - Vidéo
Wat is centraal bestuur? Eén antwoord hoort er niet bij.
A
in het hele land gelden dezelfde wetten
B
één hoofdstad
C
provincies hebben eigen regels
D
bestuur met ambtenaren
Slide 23 - Quiz
Waarom wil een vorst centraal gaan besturen?
A
om het besturen minder werk te maken
B
om de macht van de adel te verkleinen
C
om meer inkomsten te krijgen
D
om de leenmannen meer macht te geven
Slide 24 - Quiz
Wat heeft een vorst nodig om centraal te gaan besturen? Eén antwoord hoort er niet bij.
A
trouwe leenmannen
B
huurleger
C
belastinginkomsten uit steden
D
ambtenaren
Slide 25 - Quiz
Centraal bestuur
zelfde regels en wetten hele land
bestuur vanuit hoofdstad
belasting centraal organiseren
ambtenaren
huurleger
Vanaf de 13e/14e eeuw willen vorsten de macht van de adel en leenmannen verkleinen = start centralisatie
Slide 26 - Diapositive
De Nederlanden
Nederland als één land bestond nog niet in de Middeleeuwen
Er waren veel kleine gebieden, die bij elkaar 'De Nederlanden' heetten.
In die gebieden was een heer de baas
Rond 1500 waren al deze gebieden in handen van de Habsburgers
De Nederlanden maakten deel uit van het Rooms-Duitse Rijk. De graven en hertogen in Nederland waren officieel leenmannen van de Duitse keizer, maar die had meestal niet meer veel macht over zijn leenmannen. In 1018 werden de legers van de Duitse keizer zelfs verslagen door te troepen van de graaf van Holland.
Slide 27 - Diapositive
Slide 28 - Diapositive
bourgondische Nederlanden
Bourgondische hertogen
wilden de gewesten centraal uit Brussel besturen.
gewesten hadden eigen bestuur,regels, munten en taal.
Slide 29 - Diapositive
Slide 30 - Diapositive
Hoe vergrootten de hertogen hun koninkrijk
A
door oorlogvoering
B
door oorlogvoering en slimme huwelijken
C
door oorlogvoering en gebieden kopen
D
gebieden kopen
en slimme huwelijken
Slide 31 - Quiz
Waarom verkleinen een huurleger en ambtenaren de macht van de adel?
Slide 32 - Question ouverte
Voordeel huurleger en ambtenaren
loon van de vorst
- leenmannen verwachten iets terug hun militaire diensten
trouwer vanwege loon
- leenmannen vaak in opstand
scholing (ambtenaren)
- leenmannen niet altijd geschikt voor besturen
Slide 33 - Diapositive
Waarom verliep de centralisatie lang niet altijd makkelijk?
A
Niet alle leenmannen snapten de regels
B
Machtige edelen wilden hun macht niet opgeven
C
Steden wilden hun eigen belastingen blijven bepalen
D
Steden konden ook huurlegers inhuren
Slide 34 - Quiz
In welke landen lukte de centralisatie wel rond 1450 en werden sterke staten?
A
Nederlanden
B
Frankrijk
C
Engeland
D
Spanje
Slide 35 - Quiz
Zet de ontwikkelingen in de juiste volgorde in de tijd
1
2
3
4
Steden krijgen stadsrechten
vorsten gaan centraliseren
opkomst handel en steden
opkomst sterke staten
Slide 36 - Question de remorquage
HERHALING:
WAT WEET JE VAN DE SCHEIDING TUSSEN KERK EN STAAT EN VAN CENTRALISATIE?
Slide 37 - Diapositive
Wat betekent: "Er is een scheiding tussen kerk en staat"
A
De koning heeft geen geloof maar het volk wel
B
De koning bepaalt wat het volk moet geloven
C
De paus heeft de koning niet gekroond
D
De kerk bemoeit zich niet met de staat. De staat niet met de kerk.
Slide 38 - Quiz
Koningen
Koningen willen vanuit 1 plek alles regelen
Dit heet centralisatie of centraal bestuur
Slide 39 - Diapositive
Welke twee zinnen passen bij ‘centraal bestuur’?
A
Vorsten laten machtige edelen hun rijk besturen.
B
Rijke steden gaan samenwerken met de boeren.
C
Vorsten besturen hun rijk vanuit één plek.
D
Er komen staten waarin wetten en rechten overal hetzelfde zijn.
Slide 40 - Quiz
Welk van de volgende kenmerkende aspecten hoort niet bij het tijdvak steden en staten?
A
opkomst van handel en ontstaan van steden
B
opkomst van stedelijke burgerij
C
begin van staatsvorming en centralisatie
D
begin van overzeese expansie
Slide 41 - Quiz
Begrippen uit deze les
gewesten
scheiding tussen kerk en staat.
centraal bestuur
staten
Slide 42 - Diapositive
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 43 - Question ouverte
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.