Lezen H2

1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
- je leert tekstverbanden te herkennen aan signaalwoorden
- je leert redengevend, oorzakelijk, concluderend, samenvattend en voorwaardelijk verband in te tekst herkennen

Slide 3 - Diapositive

Lesprogramma
- Lezen (10 min)
- Intro lesdoelen en lesprogramma (5 min)
- Terugblik en huiswerk (10 min)
- Uitleg: tekstverbanden en signaalwoorden (10 min)
- Zelfstandig werken (25 min)
- Afsluiting en huiswerk (5 min)

Slide 4 - Diapositive

Terugblik en huiswerk
Hoofd- en bijzaken
Kernzinnen

Huiswerk: opdracht 1 blz. 13 en opdracht 3 blz. 14 (vraag 1 t/m 9) 


Slide 5 - Diapositive

Wat heb je aan tekstverbanden en signaalwoorden?
Je kunt een tekst beter begrijpen als je weet wat de delen met elkaar te maken hebben. Welk verband ze hebben.
Je herkent het verband tussen woorden, zinnen en alinea's aan signaalwoorden.

Slide 6 - Diapositive

Ik ga iedere dag op de fiets naar school.
Het regent.
Ik ga met de trein naar school. 

Slide 7 - Diapositive

Met signaalwoorden laat de schrijver zien wat de zinnen met elkaar te maken hebben. 
Ik ga iedere dag op de fiets naar school. Omdat het regent, ga ik met de trein.

Signaalwoord: omdat

Slide 8 - Diapositive

H2 Lezen
Redengevend verband (waarom iemand iets doet/vindt = keuze/ iemandswil)
Signaalwoorden: omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is, dankzij

Oorzakelijke verband (waardoor iets gebeurt = buiten iemands wil)
Signaalwoorden: doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij

Slide 9 - Diapositive

H2 Lezen
Concluderend verband (er wordt een conclusie getrokken uit eerdere informatie uit de tekst)
Signaalwoorden: Dus, daarom, dat houdt in, kortom, concluderend, al met al


Slide 10 - Diapositive

H3 Lezen 
Samenvattend verband (verkorte weergave van informatie uit de tekst)
Signaalwoorden: Kortom, samengevat, met andere woorden, al met al

Vergelijkend verband
Signaalwoorden: In vergelijking met, (net) als, evenals, zoals, meer/groter/beter dan, vergeleken met

Slide 11 - Diapositive

Voor een voetbalwedstijd heb je een goede conditie nodig, daarom train ik twee keer per week.

A. Oorzakelijk tekstverband (staan)
B. Redengevend tekstverband (zitten)

Slide 12 - Diapositive

Mijn oom kwam in een lange file terecht, daardoor kwam hij te laat op de receptie.

A. Oorzakelijk tekstverband (staan)
B. Redengevend tekstverband (zitten)

Slide 13 - Diapositive

Persvrijheid

Slide 14 - Diapositive

Aan de slag
Maken: opdracht 1 blz. 72/73 en maak opdracht 1 blz. 238

Slide 15 - Diapositive